ECLI:NL:OGEAA:2019:655

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201902291
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige en verlenging van de plaatsing bij pleegouders

Op 8 oktober 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op 6 september 2018. De Voogdijraad had verzocht om de minderjarige opnieuw onder toezicht te stellen voor een periode van zes maanden, met handhaving van de plaatsing bij de pleegmoeder. De moeder van de minderjarige, die emotioneel instabiel is en met complexe psychosociale problematiek kampt, heeft zich verzet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting heeft zij aangevoerd dat de pleegouders onterecht negatieve informatie over haar verspreiden en dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder nog steeds bestaan en dat de minderjarige voorlopig bij de pleegmoeder moet blijven. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 31 maart 2020, met de opdracht om een opbouwende omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige tot stand te brengen. De gezinsvoogdes is benoemd om toezicht te houden op deze regeling.

Uitspraak

Beschikking van 8 oktober 2019
behorend bij EJ nr. AUA2019002291
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
met betrekking tot de minderjarige:
[Naam minderjarige], geboren op 6 september 2018 in Aruba.
Belanghebbenden:
[Naam belanghebbende], de moeder,
gemachtigde: mr. G.L. Griffith,
[Naam gezinsvoogdes], de gezinses.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 9 juli 2019,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 10 september 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, namens de Voogdijraad de heer [naam medewerker 1] en [naam medewerker 2], en de gezinsvoogdes.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Van de voornoemde minderjarige staat alleen het moederschap vast, zodat de moeder van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uitoefent.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 8 januari 2019 is de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van 6 maanden, met bevel tot zijn plaatsing bij [naam pleegmoeder].

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het wederom onder toezicht stellen van de minderjarige voor de periode van 6 maanden, met handhaving van de plaatsing van de minderjarige bij [naam pleegmoeder] en met handhaving van mevrouw [naam gezinsvoogdes] als gezinsvoogdes.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter een kind onder toezicht stellen indien het zodanig opgroeit, dat het met de zedelijke of lichamelijke ondergang wordt bedreigd.
Ingevolge artikel 1:258, eerste lid BW bepaalt de rechter de duur van de ondertoezichtstelling op een termijn van ten hoogste een jaar, die hij telkens met een jaar kan verlengen.
4.2
In haar rapport schrijft de gezinsvoogdes dat de moeder emotioneel instabiel is, dat er bij haar zeer waarschijnlijk sprake is van complexe psychosociale problematiek, en dat zij weinig tot geen opvoedkwaliteiten heeft. Zij heeft ook geen vaste woonplaats en doet weinig om verandering te brengen in haar sociale situatie. Gedurende de ondertoezichtstelling is er geen tot weinig vooruitgang geboekt. Er moet gewerkt worden aan een veilige omgang tussen de moeder en de minderjarige. Verzocht wordt de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden om te bezien of de nodige doelen bereikt kunnen worden.
De Voogdijraad concludeert dat een ondertoezichtstelling in dit geval een geïndiceerde kinderbeschermingsmaatregel is, met (handhaving van de) plaatsing van de minderjarige bij [naam pleegmoeder].
4.3
De moeder heeft zich verzet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Zij heeft geen goede relatie met haar pleegouders. Haar kind is vanaf zijn geboorte geplaatst bij die pleegouders en zij zijn bang om de minderjarige te verliezen. Daarom vertellen de pleegouders dat de moeder lijdt aan een bipolaire stoornis en dat zij drugs gebruikt. Dat is allemaal niet waar. De omgangsmomenten met haar kind moeten plaatsvinden bij de pleegouders thuis, waar zij zich niet op haar gemak voelt. Zij woont samen met haar vriend en haar zoon van 2 jaar oud, en dat gaat goed. Aldus de moeder. Zij wil graag ook de minderjarige bij zich hebben. Ter zitting heeft zij verzocht om een (uitgebreide) omgangsregeling buiten de woning of aanwezigheid van de pleegouders en met overnachting.
4.4
Het gerecht is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de redenen voor de ondertoezichtstelling nog steeds bestaan. De moeder heeft het gerecht er niet van kunnen overtuigen dat de ernstige zorgen die de gezinsvoogdes heeft over de mogelijkheden die zij heeft om voor de minderjarige te zorgen en hem op te voeden, feitelijk niet meer bestaan.
Het gerecht neemt daarbij wel in aanmerking dat de moeder zich nu erg bereidwillig heeft getoond om zelf verantwoordelijk te zijn voor de minderjarige, en dat zij de zorg heeft van en verantwoordelijkheid draagt over een twee jaar oude zoon, voor wie kennelijk geen kinderbeschermingsmaatregel nodig is. Gelet op het vorenstaande, zal het gerecht de minderjarige (wederom) onder toezicht stellen, voor een periode van zes maanden ingaande heden, derhalve tot en met 31 maart 2020.
4.5
Ingevolge artikel 1:263, eerste lid, BW kan de rechter het kind doen opnemen in een door hem aan te wijzen inrichting of elders dan in een inrichting indien dit in het belang van de verzorging en opvoeding noodzakelijk is. Het gerecht is van oordeel dat uit het rapport van de gezinsvoogdes kan worden vastgesteld dat definitieve plaatsing van de minderjarige bij de moeder (nog) niet in zijn belang is. en dat het noodzakelijk is dat hij voorlopig geplaatst blijft bij mevrouw [naam pleegmoeder]. Daarbij overweegt het gerecht dat gedurende de ondertoezichtstelling een opbouwende omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige tot stand moet komen, waarbij de moeder in de gelegenheid wordt gesteld de minderjarige enkele uren mee te nemen eerst naar een publieke plaats onder toezicht van de gezinsvoogdes, daarna zonder toezicht, en opbouwend tot overnachtingen bij de moeder thuis.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
stelt [naam minderjarige], geboren op 6 september 2018 in Aruba, wederom onder toezicht voor de duur van zes maanden, derhalve tot 31 maart 2020,
benoemt [naam gezindsvoogdes] tot gezinsvoogdes,
beveelt de plaatsing van de minderjarige bij mevrouw [naam pleegmoeder] tot 31 maart 2020,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 8 oktober 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.