ECLI:NL:OGEAA:2019:65

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
AUA201801487
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over opeisbare vordering en borgstelling voor medische behandelingen

In deze civiele procedure, aangespannen door de stichting Stichting Ziekenverpleging Aruba, vordert eiseres betaling van een bedrag van Afl. 8.886,- van gedaagde, die zich als borg heeft gesteld voor medische behandelingen van de kleindochter van gedaagde. De procedure begon met een verzoekschrift en omvatte verschillende conclusies van partijen. Eiseres heeft gedaagde op 9 mei 2018 gesommeerd tot betaling, maar gedaagde heeft hieraan geen gevolg gegeven.

Eiseres stelt dat de vordering voortvloeit uit de borgstelling die gedaagde heeft ondertekend op 25 september 2016. Gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat de behandelingen waren bedoeld om een fout van eiseres te herstellen en dat zij niet in staat is om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de medische behandelingen ten behoeve van de kleindochter zijn verricht en dat gedaagde gehouden is tot betaling, ongeacht haar financiële situatie.

De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 30 januari 2019 door mr. J. Sap in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 30 januari 2019
Behorend bij B.B. AUA201801487
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
EISERES, hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiseres heeft op 20 september 2016 ten aanzien van medische behandelingen verricht ten behoeve van [kleindochter van gedaagde] (kleindochter van gedaagde). Gedaagde heeft zich hiervoor garant gesteld.
2.2
Eiseres heeft in totaal een bedrag van Afl. 8.886,- in rekening gebracht ter zake van voornoemde medische behandelingen.
2.3
Gedaagde heeft op 25 september 2016 een schuldbekentenis ondertekend, waarin zij zich als borg stelt voor de voornoemde schuld.
2.4
Bij brief van 9 mei 2018 heeft SZA gedaagde gesommeerd tot betaling van een bedrag van Afl. 8.886,-, vermeerderd met de wettelijke rente en 15% buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van gedaagde tot betaling van Afl. 8.886,- te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 1.332,90 en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat zij op gedaagde een opeisbare vordering heeft ter zake door eiseres aan [kleindochter van gedaagde] geleverde diensten waarvoor gedaagde zich als borg heeft gesteld.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gedaagde heeft de gevorderde hoofdsom weersproken. Gedaagde beroept zich erop dat het onaanvaardbaar is om op betaling aan te dringen, nu de medische behandelingen waren verricht om een fout van eiseres te herstellen. Dit verweer faalt. Het Gerecht is van oordeel, gelet op de overgelegde stukken, dat deze medische behandelingen waren verricht ten behoeve van de kleindochter en niet, zoals gedaagde heeft aangevoerd, ten behoeve van de dochter van gedaagde. Nu de vordering de kleindochter betreft en gedaagde de borgtochtovereenkomst heeft getekend, is gedaagde gehouden het gevorderde bedrag te betalen.
4.2
Gedaagde heeft voorts aangevoerd dat zij niet in staat is om aan haar financiële verplichtingen jegens eiseres te voldoen, nu dat zij niet alleen in haar eigen levensonderhoud moet voorzien maar ook in die van haar dochter en kleindochter. Dat gedaagde grote moeite heeft om aan haar financiële verplichtingen jegens eiseres te voldoen brengt niet mee dat zij niet meer hoeft te betalen. Betalingsonmacht bevrijdt haar niet van haar betalingsverplichting. Nu dat vast staat dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens eiseres zal de hoofdsom worden toegewezen.
4.3
De verschuldigdheid van de wettelijke rente is door gedaagde niet betwist en wordt toegewezen.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2018 worden toegewezen.
4.5
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, aan de zijde van eiseres begroot op Afl. 100,- aan griffierecht en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2 punten van het liquidatietarief 3).

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 8.886,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2016 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 750,-;
veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagde worden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.