In deze zaak heeft verzoekster, een alleenstaande moeder, een aanvraag ingediend voor een vergunning om als keukenhelper te werken bij [Q] N.V. Deze aanvraag werd afgewezen door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, omdat verzoekster niet voldeed aan de vereisten van een legaal verblijf van ten minste vijf aaneengesloten jaren en het succesvol doorlopen van de arbeidsmarkttoets. Verzoekster had slechts vier aaneengesloten jaren verblijfsvergunningen en had de arbeidsmarkttoets niet vijf keer met succes doorlopen. Dit leidde tot de conclusie dat verzoekster niet aan de voorwaarden voldeed om vrijgesteld te worden van de toetsing aan de arbeidsmarkt.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoekster sinds oktober 2018 als “cleaner” werkte, terwijl haar verblijfsvergunning enkel geldig was voor haar functie als inwonende dienstbode. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet kon aantonen dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De rechter concludeerde dat de afwijzing van de vergunning niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor familie- en gezinsleven waarborgt.
Uiteindelijk heeft de rechter het verzoek van verzoekster afgewezen, met de overweging dat er geen redelijke kans van slagen was voor het beroepschrift. De uitspraak werd gedaan op 9 oktober 2019 door mr. M. Soffers, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.