ECLI:NL:OGEAA:2019:642

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201903088
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ontruiming en afbraak van illegale bouwwerken in Aruba

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van een beschikking van 10 september 2019, waarin ontruiming van illegale bouwwerken was aangezegd. Verzoeker, een huurder van een kiosk op Eagle Beach, had zonder toestemming van de verhuurder een afdak en rolluiken aangebracht. De directeuren van de Dienst Openbare Werken en de Directie Infrastructuur en Planning hadden verzoeker gesommeerd om deze bouwwerken te verwijderen, wat leidde tot bezwaar van verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bestreden beschikking en de sommatie tot afbraak geschorst moesten worden, omdat verzoeker een onevenredig nadeel zou ondervinden voordat op zijn bezwaar was beslist. De rechter benadrukte dat verweerder als verhuurder niet adequaat had gereageerd op verzoekers verzoeken om toestemming voor de aanpassingen aan de kiosk. De voorzieningenrechter liet de vraag of verzoeker in strijd had gehandeld met de Bouw- en woningverordening (Bwv) in het midden, maar concludeerde dat de aangekondigde bestuursdwang voorbarig en onzorgvuldig was. De uitspraak houdt in dat de ontruiming en afbraak van de bouwwerken worden opgeschort totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar van verzoeker.

Uitspraak

Uitspraak van 9 oktober 2019
Lar nr. AUA201903088

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
gericht tegen:

De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. M.P. Jansen (DWJZ) en de advocaat mr. J. Bryson.

PROCESVERLOOP

Bij brief van 20 augustus 2019 hebben de directeuren van de Dienst Openbare Werken (DOW) en de Directie Infrastructuur en Planning (DIP) namens verweerder, verzoeker bericht dat bij controle is geconstateerd dat hij de door hem van het Land gehuurde kiosk zonder toestemming heeft uitgebreid met een afdak en een afscheidingsmuur, en dat hij daarmee in strijd handelt met zijn huurovereenkomst, en artikel 7 van de Bouw- en woningverordening (Bwv), en dat dit handelen tevens een onrechtmatige daad oplevert. Vervolgens is hij gesommeerd om binnen 14 dagen genoemde bouwwerken te verwijderen of doen verwijderen. Tegen deze brief heeft verzoeker op 10 september 2019 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 10 september 2019 hebben de directeuren van de DOW en de DIP aan verzoeker aangekondigd dat de DOW over zal gaan tot ontruiming van de in de brief van 20 augustus 2019 genoemde illegale bouwwerken, omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan de in die brief gegeven sommatie. Hiertegen heeft verzoeker op 10 september 2019 bezwaar gemaakt.
Op 11 september 2019 heeft verzoeker onderhavig verzoek ingediend. Op diezelfde dag heeft verzoeker ook een ordemaatregel verzocht, die op die datum is gegeven.
De mondelinge behandeling heeft op 18 september 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn daarbij bij hun gemachtigden verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Voor zover hier van belang kan ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, indien krachtens deze landsverordening een bezwaarschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
2. In dit geval gaat het om het volgende.
Tussen verzoeker en het Land bestaat vanaf 1 februari 2017 een huurovereenkomst met betrekking tot een kiosk met onbedekt terras, gelegen op het strand te Eagle Beach.
Verzoeker heeft op 12 november 2018 aan verweerder verzocht om toestemming tot het plaatsen van een afdak op het terras. Bij brief van 23 april 2019 heeft verzoeker toestemming gevraagd om na sluitingstijd het terrasgedeelte met rolluiken te mogen afsluiten ter bescherming tegen inbraak en vernieling. Op bovenvermelde verzoeken heeft verzoeker geen antwoord ontvangen. Verzoeker heeft in juli 2019 een afdak geplaatst en rolluiken geïnstalleerd.
Tijdens een controle door de daartoe aangewezen ambtenaren op 31 juli 2019, is verzoeker door die ambtenaren bericht dat voor de aangelegde rolluiken een bouwvergunning nodig is.
Verzoeker heeft vervolgens de brief van 20 augustus 2019 ontvangen, waarin hij wordt gesommeerd om binnen 14 dagen de door hem aan de kiosk aangebrachte afdak en rolluiken te verwijderen. Op 10 september 2019 heeft hij de beschikking van diezelfde datum ontvangen, waarbij hem wordt aangezegd dat ontruimd zal worden. Tegen beide brieven heeft hij bezwaar gemaakt. Op 11 september 2019 stonden ambtenaren van de DOW en/of DIP bij de kiosk om uitvoering te geven aan de ontruiming c.q. bestuursdwang.
3.1
Verzoeker kan zich niet verenigen met de aangekondigde bestuursdwang en verzoekt schorsing van de bestreden beschikkingen, onder het opleggen aan verweerder van een verbod om tot bestuursdwang over te gaan middels afbraak c.q. verwijdering van de afdak en rolluiken. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft hij aangevoerd dat verweerder, in zijn hoedanigheid van verhuurder, in alle redelijkheid geen gronden heeft om de verzochte toestemming tot het aanleggen van rolluiken te weigeren, en dat hij, verzoeker, niet in strijd handelt met artikel 1.3 van de huurovereenkomst noch met de Bwv, omdat er voor de afdak, die van kunststof is gemaakt, noch de rolluiken een bouwvergunning nodig is. Verder heeft hij aangevoerd dat het installeren van rolluiken en het aanbrengen van de afdak hem Afl. 50.000,- heeft gekost.
3.2
Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verzoeker in deze geen spoedeisend belang heeft, nu het exploiteren van zijn bedrijf op geen enkele wijze zal worden aangetast door het handhavend optreden van verweerder. Voorts heeft verweerder betoogd dat het aanbrengen van kolommen en een afdak, in samenhang met rolluiken, dienen te worden aangemerkt als het geheel vernieuwen of het uitbreiden van het gebouw, als bedoeld in artikel 1 van de Bwv, waarvoor ingevolge artikel 7 van de Bwv wel degelijk een bouwvergunning nodig is.
4. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Bwv, wordt - voor zover thans van belang -, in deze landsverordening onder “voor een gedeelte vernieuwen van een gebouw” verstaan het vernieuwen of veranderen van fundering, buitenmuren, balken, vloeren, trappen of bekappingen of het aanbrengen, veranderen of wegnemen van binnenmuren, of het aanbrengen van tot het plafond reikende schotten, anders samen gesteld dat uit papier of doek bespannen latwerken ter afscheiding van nieuw in te richten vertrekken, voor zover de vernieuwing of verandering niet als normaal onderhoud is aan te merken.
Ingevolge artikel 7 van Bwv is het verboden om zonder bouwvergunning een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen.
Ingevolge artikel 64, eerste lid, van de Bwv, is de minister, belast met publieke werken, bevoegd op kosten van de overtreders te doen wegnemen of te beletten, hetgeen in strijd met deze landsverordening of de vergunning wordt aangebracht of ondernomen, en te doen verrichten, hetgeen in strijd daarmede wordt nagelaten. Ingevolge het tweede lid geschiedt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, het in het eerste lid bepaalde niet, hangende de termijn van en de behandeling in beroep of voordat de belanghebbende schriftelijk gewaarschuwd en in de gelegenheid gesteld is zelf een en ander te verwijderen of te verrichten.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit bovengenoemde artikel 64 Bwv in samenhang met de Lar volgt, dat verweerder bestuursdwang op ordentelijke wijze en schriftelijk dient aan te zeggen en aan de burger gelegenheid moet geven deze aanzegging aan de rechter voor te leggen ter toetsing. Dat in dit geval sprake zou zijn van een spoedeisend geval, als bedoeld in voormelde bepaling is gesteld noch gebleken. Nu verzoeker tegen de aanzegging van 10 september 2019 en de brief van 20 augustus 2019 bezwaar heeft ingediend, en hij daarna de mogelijkheid heeft beroep bij dit gerecht in te stellen, is verweerder niet bevoegd om – al dan niet op kosten van verzoeker – vooralsnog de door verzoeker aangebrachte afdak en rolluiken te doen wegnemen.
6. Daarbij laat de voorzieningenrechter in het midden de vraag of verzoeker met het aanbrengen van de afdak en de rolluiken in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de Bwv, omdat hij daarvoor een bouwvergunning nodig zou hebben. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter handelt verweerder in ieder geval voorbarig en onzorgvuldig door als bestuursorgaan ontruiming of afbraak te sommeren, voordat hij als verhuurder antwoord heeft gegeven op de verzoeken van verzoeker als huurder. Het had immers op de weg van verweerder gelegen om die verzoeken af te wijzen, dan wel verzoeker erop te wijzen dat hij voor het door hem verzochte een bouwvergunning nodig heeft.
De voorzieningenrechter laat verder ook in het midden of de bestreden beschikking van 10 september 2019 bevoegdelijk is genomen, nu uit die beschikking niet blijkt dat de directeuren van de DOW en de DIP namens verweerder hebben gehandeld.
7. In aanmerking nemende dat ambtenaren van de DOW en/of de DIP reeds de dag na dagtekening van de aanzegging klaar stond om de daarin aangekondigde ontruiming uit te voeren, en ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker, zal de voorzieningenrechter de bestreden beschikking van 10 september 2019, waarin ontruiming is aangezegd, en de brief/beschikking van 20 augustus 2019, waarin verzoeker wordt gesommeerd tot afbraak, schorsen totdat op het daartegen gerichte bezwaar is beslist.
8. Al hetgeen partijen hebben aangevoerd met betrekking tot het door verzoeker overtreden van de huurovereenkomst, met name wat betreft het wijzigen van de uiterlijke verschijningsvorm van de kiosk, wordt hier buiten beschouwing gelaten, nu dat een strikt civielrechtelijke kwestie tussen verzoeker als huurder en het Land als verhuurder van de kiosk betreft.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen wettelijke grondslag, zodat dit onderdeel van het verzoek zal worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
schorst de bestreden beschikking van 10 september 2019, met kenmerk Alg-1158-2019, en van 20 augustus 2019, met kenmerk DOW19/U-2114, totdat op het daartegen gerichte bezwaar is beslist,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, op 9 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.