ECLI:NL:OGEAA:2019:635

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201903079
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke beoordeling van de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en de voortgang van uitzetting

Op 2 oktober 2019 heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker was op 29 mei 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld op bevel van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de vrijheidsontneming rechtmatig is en dat de duur van de bewaring niet onrechtmatig is, ondanks de bezwaren van de verzoeker over de voortvarendheid van de uitzetting.

De verzoeker had op 10 september 2019 een verzoekschrift ingediend, waarin hij stelde dat de minister onvoldoende actie ondernam om zijn uitzetting te realiseren. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de verzoeker vanaf 21 augustus 2019 uitzetbaar is, maar dat hij zelf niet meewerkt aan zijn vertrek, onder andere door het ontbreken van een vliegticket. De rechter-commissaris heeft overwogen dat de minister wel degelijk stappen onderneemt om de uitzetting te bewerkstelligen en dat de verzoeker, gezien zijn asielstatus, de plicht heeft om mee te werken aan zijn vertrek.

Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris besloten het verzoek van de Venezolaanse verzoeker af te wijzen, waarbij hij concludeerde dat het voortduren van de vreemdelingenbewaring niet onrechtmatig is. De beschikking is gegeven in aanwezigheid van de griffier, en de rechter-commissaris heeft benadrukt dat het belangrijk is om gesprekken over de uitzetting goed vast te leggen voor de toekomst.

Uitspraak

Uitspraak van 2 oktober 2019
VrZ AUA201903079

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling,
op het verzoek van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 29 mei 2019, heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (minister) de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is.
Op 10 september 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 september 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Lumenier (DWJZ) en J.M. Harewood (DIMAS).
Uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
2. De rechter-commissaris overweegt dat de rechtmatigheid van de inbewaringstelling reeds is beoordeeld en daarom in deze procedure niet meer in geding is. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de betrokkene en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
3. Verzoeker heeft – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting heeft gewerkt. Daartoe heeft gemachtigde naar voren gebracht dat hij zich heeft gewend tot het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) met het verzoek een interim measure te treffen teneinde uitzetting te voorkomen. Deze interim measure is echter op 21 augustus 2019 afgewezen, zodat verzoeker vanaf die datum uitzetbaar is.
4. Verweerder heeft naar voren gebracht dat verzoeker verplicht is mee te werken aan zijn vertrek, waaronder het verschaffen van een vliegticket, tot op heden beschikt verzoeker niet over een vliegticket.
5. De rechter-commissaris overweegt als volgt. Verzoeker verblijft vanaf 29 mei 2019 in vreemdelingenbewaring. Teneinde zijn uitzetting te voorkomen heeft verzoeker een voorlopige voorziening bij het gerecht verzocht alsmede bij het EHRM. Verweerder is in afwachting van de resultaten van deze procedure niet overgegaan tot uitzetting van verzoeker. Eerst op 21 augustus 2019 is verzoeker uitzetbaar. De voorzieningenrechter is gelet op deze gang van zaken van oordeel dat de vreemdelingenbewaring niet dermate lang duurt dat deze reeds vanwege het tijdsverloop onrechtmatig is.
6. Het betoog van verzoeker dat verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting werkt, slaagt niet. Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd verklaard niet te willen meewerken aan zijn vertrek omdat hij in Venezuela gevaar loopt. Op verzoeker rust echter de plicht mee te werken aan zijn vertrek nu zijn asielverzoek niet is ingewilligd en de voorzieningenrechter en het EHRM zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft afgewezen. Daarbij overweegt de rechter-commissaris voorts dat ter zitting de Guarda Nos Costa heeft meegedeeld geregeld met de vreemdelingen, waaronder ook verzoeker, te spreken over het realiseren van hun vertrek. De rechter-commissaris heeft geen aanleiding om aan deze mededeling te twijfelen. De rechter-commissaris merkt op dat het wel de voorkeur geniet om dergelijke gesprekken ten behoeve van het dossier vast te leggen.
7. Gezien het voorgaande en bij afweging van alle betrokkene belangen komt de rechter-commissaris tot het oordeel dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Soffers, rechter-commissaris, op 2 oktober 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.