ECLI:NL:OGEAA:2019:631

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201900847
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake ziekengeld en ziekteoorzaak

In deze zaak heeft de appellant, die in Aruba woont, beroep aangetekend tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 15 februari 2019. De SVB had besloten dat de appellant geen recht meer had op ziekengeld wegens arbeidsongeschiktheid door klachten van gonarthrose. De appellant had in het verleden, van 2015 tot 2017, ziekengeld ontvangen in verband met slijtage van zijn linkerheup. Hij stelde dat de klachten van zijn rechterheup, waarvoor hij in februari 2019 was geopereerd, niet onder dezelfde ziekteoorzaak vielen als de eerdere klachten. De appellant voerde aan dat er geen sprake was van eenzelfde ziekteoorzaak, omdat de huidige klachten betrekking hadden op de rechterheup en de eerdere op de linkerheup.

De zaak werd behandeld op 6 juni 2019, waarbij de appellant in persoon aanwezig was, samen met zijn juridisch adviseur en een verzekeringsarts van de bank. De beoordeling van het College van Beroep richtte zich op de vraag of er sprake was van eenzelfde ziekteoorzaak, zoals bedoeld in artikel 5 van de Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv). Het College concludeerde dat de appellant terecht geen recht meer had op ziekengeld, omdat de huidige klachten als een voortzetting van de eerdere ziekteoorzaak werden beschouwd. Het College oordeelde dat de degeneratieve afwijkingen van de heupen, zowel links als rechts, onder dezelfde ziekteoorzaak vielen.

Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van de appellant ongegrond, waarmee de beslissing van de SVB werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan op 12 september 2019 door de voorzitter en twee leden van het College, in aanwezigheid van de secretaris.

Uitspraak

Uitspraak van 12 september 2019
CvB nr. AUA201900847
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:
[Appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT
in persoon,
tegen de beslissing van 15 februari 2019 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 15 februari 2019 heeft de bank besloten dat appellant geen recht meer heeft op tegemoetkoming wegens arbeidsongeschiktheid door klachten van gonarthrose.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellant op 15 maart 2019 schriftelijk beroep aangetekend.
1.3
Op 3 mei 2019 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 6 juni 2019 van dit College behandeld, in aanwezigheid van appellant in persoon en mr. B. Every, juridisch adviseur, drs. M. Schaad, verzekeringsarts en drs. M.A.G. Genser, namens de bank, bijgestaan door de advocaat voornoemd.

2.DE BEOORDELING

2.1
Appellant kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om hem geen ziekengeld (meer) toe te kennen. Appellant voert aan dat hij van 2015 tot 2017 ziekengeld heeft genoten, dat dit destijds zijn oorzaak vond in slijtage van zijn linkerheup, dat in november 2018 tevens aan zijn rechterheup slijtage is vastgesteld, en dat hij daarvoor in februari 2019 is geopereerd. Volgens appellant is geen sprake van eenzelfde ziekteoorzaak nu het in 2019 gaat om slijtage van de rechterheup en het destijds ging om slijtage van de linkerheup.
2.2
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziekmelding. Het recht op ziekengeld ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt na twee jaar.
2.3
In geschil is of sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak als bedoeld in artikel 5, eerste lid, laatste volzin van de LvZv.
2.4
Vaststaat dat appellant vanaf mei 2015 onder ziektemeldingskaart 626251 gedurende twee jaren aanspraak had op ziekengeld in verband met coxartrose (degeneratieve afwijking van de linkerheup). Appellant heeft zich in februari 2019 bij de bank gemeld wegens de ziekte coxatrose, omdat hij nu aan zijn rechterheup geopereerd ging worden. Naar het oordeel van het College betreft dit dezelfde ziekteoorzaak, namelijk een degeneratieve afwijking van de heupen (vgl. CVB 2 juni 2016, nr. 227 van 2015).
2.5
Gelet op het voorgaande heeft de bank zich naar het oordeel van het College terecht op het standpunt mogen stellen dat sprake is van dezelfde ziekteoorzaak. Hiervoor heeft appellant reeds twee jaar ziekengeld genoten, zodat appellant op grond van artikel 5 LvZv geen recht meer heeft op ziekengeld.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

3.BESLISSING

Het college
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven op 12 september 2019 door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, J.R. Geerman, en E.E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.