ECLI:NL:OGEAA:2019:628

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201703612
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van ziekengeld bij ziekten veroorzaakt door alcoholgebruik en bedwelmende middelen

In deze zaak gaat het om de vraag of de appellant recht heeft op ziekengeld ingevolge de Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) voor de ziekte acute necrotische pancreatitis, die volgens de Sociale Verzekeringsbank (SVB) veroorzaakt is door alcoholgebruik. De SVB heeft op 24 januari 2017 besloten dat appellant geen recht heeft op een tegemoetkoming, omdat zijn ziekte te wijten is aan het gebruik van alcoholhoudende drank. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend, stellende dat artikel 7, lid 1 onder a van de LvZv een ongeoorloofd onderscheid maakt naar ziekteoorzaak en in strijd is met internationale mensenrechtenverdragen.

De zaak is behandeld op 15 november 2018, waarbij de SVB vertegenwoordigd was door juridisch adviseurs en artsen. De appellant heeft zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat overmatig alcoholgebruik als ziekte wordt beschouwd en dat de uitsluiting van ziekengeld op basis van de oorzaak van de ziekte discriminerend is. Het College van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de wetgever bevoegd is om bepaalde gedragingen uit te sluiten van dekking via sociale voorzieningen.

Het College heeft vastgesteld dat de wetgeving niet in strijd is met de artikelen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De conclusie is dat de SVB terecht heeft besloten om appellant geen ziekengeld toe te kennen, en het beroep van appellant is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 12 september 2019
CVB nr. AUA201703612
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:
[Appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen de beslissing van 24 januari 2017 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 24 januari 2017 (de bestreden beslissing) heeft de bank besloten dat appellant geen recht heeft op een tegemoetkoming overeenkomstig de LvZv in verband met de ziekte acute necrotische pancreatitis, aangezien die ziekte te wijten is aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen.
1.2
Daartegen heeft appellant op 13 februari 2017 beroep aangetekend bij dit College.
1.3
Op 28 maart 2017 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 15 november 2018 van dit College behandeld, alwaar namens de bank aanwezig waren mr. B. Every, juridisch adviseur, drs. M. Schaad, verzekeringsarts en drs. M. de Cuba, controlearts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Appellant is bij zijn gemachtigde voornoemd verschenen.
1.5
Uitspraak is bepaald op heden.

2.DE OVERWEGING

2.1
Appellant kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om hem geen ziekengeld uit te keren om reden dat zijn ziekte te wijten is aan alcoholgebruik. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat artikel 7, lid 1 onder sub a van de LvZv een ongeoorloofd onderscheid maakt naar ziekteoorzaak en dus in strijd is met artikelen 14 en 1 van het Twaalfde Protocol van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en met artikelen 7 en 25 van de Universele verklaring van de rechten van de mens. Verder heeft appellant aangevoerd dat overmatig alcoholgebruik al jarenlang als ziekte wordt beschouwd, ondanks de discussie of er bij alcoholisme sprake is van misbruik dat de gebruikers over zichzelf afroepen of dat dit buiten de vrije wil om gaat. .
2.2
Ter beoordeling ligt voor de vraag of de bank in dit geval op goede grond toepassing heeft gegeven aan artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de LvZv.
2.3
Ingevolge artikel 5 lid 1 LvZv heeft de arbeider die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op een uitkering in geld, ziekengeld genaamd, vanaf de vierde dag van de ziektemelding.
In artikel 7 van de LvZv zijn de gevallen opgenomen, waarin een arbeider geen recht op tegemoetkoming kan doen gelden. Voor zover hier van belang bepaalt artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de LvZv dat de arbeider geen recht op tegemoetkoming heeft of dit recht verliest indien de ziekte te wijten is aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen.
2.4
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken:
2.4.1
Appellant heeft zich op 23 augustus 2016 ziek gemeld, en was van 23 augustus 2016 tot en met 22 september 2016 in het ziekenhuis opgenomen vanwege een acute necrotische pancreatitis.
2.4.2.
Op 13 januari 2017 werd appellant door de controlerende arts van de bank gecontroleerd. Hij heeft toen informatie uit de curatieve sector ingeleverd, waaruit blijkt dat bij appellant de oorzaak van de pancreatitis gelegen is in alcoholgebruik.
2.5
Niet in geschil is dus dat de ziekte van appellant, waarvoor hij tegemoetkoming heeft geclaimd veroorzaakt is door het gebruik van alcoholhoudende drank.
2.6
Voor zover appellant met zijn beroep op de bepalingen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Universele Verklaring), heeft willen betogen dat hem aanspraken worden onthouden die worden gegarandeerd in artikel 25 van de Universele Verklaring, wijst het College er op dat, wat hier verder ook van zij, de Universele Verklaring niet aangemerkt kan worden als een verdrag waaraan rechtstreeks concrete aanspraken op ziekengeld ingevolge de LvZv kunnen worden ontleend, nu deze geen directe werking heeft. Het beroep op deze bepaling kan derhalve niet leiden tot het door appellant beoogde doel.
2.7
Wat betreft zijn beroep op artikel 14 van het EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol (TP), overweegt het College als volgt.
2.7.1
Ingevolge artikel 14 van het EVRM moet het genot van de rechten en vrijheden die in dit verdrag zijn vermeld, worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Ingevolge artikel 1 van het TP moet het genot van elk in de wet neergelegd recht worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status. Ingevolge het tweede lid mag niemand worden gediscrimineerd door enig openbaar gezag op met name, een van de in het eerste lid vermelde gronden.
2.7.2
In dit geval gaat het om de omstandigheid dat de wetgever ziektes die veroorzaakt zijn door alcoholgebruik en het gebruik van bedwelmende middelen heeft uitgesloten van het recht op ziekengeld ingevolge de LvZv. De wetgever is bevoegd om bepaalde risicovolle gedragingen en/of keuzes van arbeiders uit te sluiten van dekking via de sociale voorzieningen, zoals de LvZv. Dat de wetgever niet tevens ziektes veroorzaakt door “roken, onbeschermde seks of ongezond eten” heeft uitgesloten, wil niet zeggen dat de wetgever een ongeoorloofd onderscheid maakt naar ziekteoorzaken.
2.7.3
Van strijd met voornoemde bepalingen is dan ook geen sprake. Voor het buiten toepassing verklaring van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de LvZv is gelet hierop geen aanleiding.
2.8
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de bank terecht heeft besloten aan appellant geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep van appellant zal gelet hierop ongegrond worden verklaard.

3.DE BESLISSING

Het college:
- verklaart het beroep van appellant ongegrond.
Aldus gegeven op 12 september 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.