ECLI:NL:OGEAA:2019:62

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
A.R. AUA201702975
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldbekentenis en erkenning van vordering door gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Aruba Laundry N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet bij naam is genoemd in het document. De vordering betreft een onbetaald bedrag van Afl. 385.712,- dat voortvloeit uit een schuldbekentenis die op 29 mei 2017 is opgesteld. Deze schuldbekentenis was het resultaat van een uitgeleend bedrag en een afwikkeling van een zakelijk geschil. De gedaagde heeft de vordering aanvankelijk erkend, maar later betoogd dat een deel van de schuld, Afl. 136.250,-, betrekking had op een schuld aan een aandeelhouder en dat hij onder druk had getekend. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de erkenning van de schuld door de gedaagde in overeenstemming was met artikel 133 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De gedaagde heeft geen bewijs geleverd voor zijn claim van dwaling of onvrijheid bij het afleggen van de erkenning. Het Gerecht heeft de vordering van Aruba Laundry toewijsbaar geacht, inclusief de gevorderde wettelijke rente, en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 30 januari 2019, waarbij de rechter mr. J. Sap aanwezig was.

Uitspraak

Vonnis van 30 januari 2019
Behorend bij A.R. AUA201702975
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
ARUBA LAUNDRY N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: Aruba Laundry,
gemachtigde: mr. D.G. KOCK,
tegen:
[Gedaagde],,
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. A.A. Ruiz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 2 mei 2018;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen op 30 mei 2018;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

2.1
Op 29 mei 2017 hebben partijen een schuldbekentenis opgesteld voor een bedrag van Afl. 624.351. In die schuldbekentenis is opgenomen dat dit is wegens uitgeleend geld. Uit de processtukken blijkt dat het ook een afwikkeling betrof van een zakelijk geschil. Van het verschuldigde heeft [gedaagde] een bedrag van Afl. 385.712,- onbetaald gelaten, waarvan Aruba Laundry thans betaling vordert. Bij antwoord heeft [gedaagde] deze vordering ook uitdrukkelijk erkend. Bij dupliek heeft hij echter, in vervolg op zijn (eerst) ter comparitie van partijen ingenomen standpunt gesteld dat in de schuld ook een bedrag is worden opgenomen van Afl. 136.250,- wegens een schuld aan aandeelhouder [aandeelhouder]. Hij stelt dat hij de overeenkomst onder druk heeft getekend en dat Aruba Laundry teveel van hem vordert.
2.2
Het Gerecht constateert dat bij antwoord sprake is van een uitdrukkelijke erkenning in de zin van art. 133 Rv van het door Aruba Laundry gevorderde bedrag. [gedaagde] heeft in dat stuk om een comparitie van partijen gevraagd, en verder bij antwoord gesteld dat hij (in de nabije toekomst) mogelijkheden had om tot voldoening van de schuld te komen. Hij heeft toen geen enkel bezwaar tegen de (hoogte van) de schuld aangevoerd. Het Gerecht houdt [gedaagde] dan ook aan zijn erkenning. Hij heeft bij de comparitie van partijen noch bij dupliek gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat sprake is van dwaling of een onvrijheid bij het afleggen van die
erkenning. Bovendien blijkt uit het relaas van [gedaagde] ook niet dat sprake is van een evidente misrekening, maar eerder van een gewijzigd standpunt ten aanzien van het gevorderde.
2.3
Het bovenstaande houdt in dat de vordering in na te melden zin toewijsbaar is, evenals de gevorderde wettelijke rente, waartegen geen apart verweer is gevoerd.
2.4
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de kosten van de procedure veroordeeld.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Aruba Laundry van een bedrag van Afl. 385.712,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 21 september 2017 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Aruba Laundry worden begroot op Afl. 3.680,- aan griffierecht, Afl. 196,65 aan explootkosten en Afl. 16.500,- (3 punten x tarief 8) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 30 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.