Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING
erkenning. Bovendien blijkt uit het relaas van [gedaagde] ook niet dat sprake is van een evidente misrekening, maar eerder van een gewijzigd standpunt ten aanzien van het gevorderde.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Aruba Laundry N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet bij naam is genoemd in het document. De vordering betreft een onbetaald bedrag van Afl. 385.712,- dat voortvloeit uit een schuldbekentenis die op 29 mei 2017 is opgesteld. Deze schuldbekentenis was het resultaat van een uitgeleend bedrag en een afwikkeling van een zakelijk geschil. De gedaagde heeft de vordering aanvankelijk erkend, maar later betoogd dat een deel van de schuld, Afl. 136.250,-, betrekking had op een schuld aan een aandeelhouder en dat hij onder druk had getekend. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de erkenning van de schuld door de gedaagde in overeenstemming was met artikel 133 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De gedaagde heeft geen bewijs geleverd voor zijn claim van dwaling of onvrijheid bij het afleggen van de erkenning. Het Gerecht heeft de vordering van Aruba Laundry toewijsbaar geacht, inclusief de gevorderde wettelijke rente, en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 30 januari 2019, waarbij de rechter mr. J. Sap aanwezig was.