ECLI:NL:OGEAA:2019:614

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
AUA201804050
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsziekte en tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid wegens huidklachten

In deze zaak heeft het College van Beroep op 12 september 2019 uitspraak gedaan over een beroep van een appellant die zich niet kon verenigen met de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank. De appellant, die in Aruba woont, had op 18 december 2018 beroep aangetekend tegen de beslissing van de bank van 28 juni 2018, waarin werd vastgesteld dat hij vanaf 11 juli 2018 geen recht meer had op tegemoetkoming wegens verminderde belastbaarheid in verband met huidklachten, specifiek psoriasiforme dermatitis. De bank had geoordeeld dat de appellant geen recht had op een tegemoetkoming krachtens de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv) omdat zijn ziekte niet als beroepsziekte kon worden geclassificeerd.

Tijdens de behandeling van de zaak op 16 mei 2019 was de appellant niet verschenen, terwijl de bank vertegenwoordigd was door een juridisch adviseur en twee artsen. De bank stelde dat de psoriasiforme dermatitis medisch gezien een auto-immuunziekte is en niet op de lijst van beroepsziekten staat zoals vermeld in het Landsbesluit Beroepsziekten. Het College overwoog dat er geen geschil was over het feit dat de appellant vanaf 11 juli 2018 geen recht meer had op ziekengeld, maar dat de kern van de zaak lag in de vraag of de bank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een beroepsziekte.

Na beoordeling van de feiten en de ingediende stukken concludeerde het College dat de bank op goede gronden had besloten dat er geen beroepsziekte was en dat de appellant recht had op een tegemoetkoming op basis van de LvZv. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de bank in stand bleef.

Uitspraak

Uitspraak van 12 september 2019
CVB nr. AUA201804050
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:
[Appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
procederende in persoon,
tegen de beslissing van 28 juni 2018 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 28 juni 2018 (de bestreden beslissing) heeft de bank besloten dat appellant vanaf 11 juli 2018 geen recht meer heeft op tegemoetkoming wegens verminderde belastbaarheid in verband met huidklachten (psoriasiforme dermatitis), omdat dan twee jaren zijn verstreken sinds de melding van deze ziekte.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 18 december 2018 beroep aangetekend.
Op 31 januari 2019 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 16 mei 2019 van dit College behandeld, alwaar namens de bank zijn verschenen: mr. B. Every, juridisch adviseur, drs. M. Bustos, verzekeringsarts en drs. M. Romijn, bedrijfsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Appellant is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellant kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zijn ziekte een beroepsziekte is, omdat deze is ontstaan door of tijdens het verrichten van zijn werkzaamheden.
Het College begrijpt dit standpunt aldus, dat appellant meent dat de bank hem wegens deze beroepsziekte ten onrechte een tegemoetkoming krachtens de LvZv heeft toegekend, in plaats van een tegemoetkoming krachtens de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv).
2.2
Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat appellant zich op 11 juli 2016 voor het eerst ziek heeft gemeld wegens huidklachten (psoriasiforme dermatitis), en tegemoetkoming krachtens de LvZv heeft ontvangen onder ziektemeldingskaart 668334. Vanaf 11 juli 2018 zijn twee jaren verstreken en heeft appellante geen recht meer op tegemoetkoming.
In het verweerschrift heeft de bank aangevoerd dat de ziekte psoriasiforme dermatitis niet als een beroepsziekte kan worden geclassificeerd omdat deze ziekte medisch als een auto-immuunziekte wordt beschouwd. De pathogene oorzaak ligt in de persoon. Verder geldt dat zelfs indien deze ziekte als een beroepsziekte zou kunnen worden beschouwd, deze ziekte niet op de lijst van beroepsziekten in het Landsbesluit beroepsziekten voorkomt, zodat appellant voor zijn arbeidsongeschiktheid wegens deze ziekteoorzaak niet in aanmerking komt voor tegemoetkoming als gevolg van een beroepsziekte, aldus de bank.
2.3
Het College stelt voorop dat tussen partijen kennelijk niet in geschil is dat appellant op de voet van artikel 5, eerste lid, van de LvZv, vanaf 11 juli 2018 geen recht (meer) heeft op ziekengeld ter zake van de huidklachten (psoriasiforme dermatitis).
In geschil is de vraag of de bank op goede gronden heeft besloten dat in dit geval geen sprake is van een beroepsziekte op grond waarvan appellant aanspraak kan maken op tegemoetkoming krachtens de Landsverordening Ongevallenverzekering.
2.4
Het College overweegt als volgt.
2.4.1
Ingevolge artikel 3, eerste lid van de LvOv heeft de arbeider aan wie een ongeval is overkomen, krachtens de bepalingen van deze landsverordening en ongeacht het voortduren van het dienstverband, tegenover de bank recht op tegemoetkoming, bestaande uit uitkeringen in geld.
Ingevolge artikel 5, eerste lid van de LvOv heeft de arbeider die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, recht op een uitkering in geld, ongevallengeld genaamd, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval bij de bank.
Ingevolge artikel 1, eerste lid van het Landsbesluit beroepsziekten (AB 1996 no. GT 6) worden als ongeval in de zin van de LvOv aangemerkt een aantal in dat lid onder sub a tot en met j genoemde ziekten en aandoeningen.
2.4.2
Uit het door de bank overgelegde vragenformulier van december 2016 gericht aan de behandelende specialist van appellant, dermatoloog Dr. Kock, staat voor zover hier van belang het volgende (cursief):
In handschrift van de controlearts van de bank
“Betrokkene is vanaf juli 2016 AO wegens eczemateuze plekken handen-ellebogen-voeten. Hij denkt dat de plekken komen door een allergie vanwege afvalzakken die soms lekken – koper dat hij moet poetsen. Echter gezien AO duur en aanhoudende klachten lijkt die relatie mij niet reëel.
(…)
4. Ziet u relatie met nat werk/chemicaliën?
(antwoord in handschrift van kennelijk Dr. Kock)
Nee”
2.5
Gelet op het vorenstaande en het verhandelde op de bijeenkomst is het College van oordeel dat van een beroepsziekte, als bedoeld in het Landsbesluit Beroepsziekten geen sprake is, zodat de bank op goede gronden heeft besloten aan appellant bij zijn arbeidsongeschiktheid wegens huidklachten een tegemoetkoming toe te kennen op grond van de LvZv.
2.7
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

3.DE BESLISSING

Het college:
- verklaart het beroepschrift van appellant ongegrond.
Aldus gegeven op 12 september 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.