ECLI:NL:OGEAA:2019:613

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
AUA201803824
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake pensioenuitkering op basis van kortingspercentages

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellant tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 8 oktober 2018, waarbij aan de appellant een pensioenuitkering van Afl. 591,- per maand is toegekend met ingang van 1 januari 2019. De appellant, die in Aruba woont, heeft op 26 november 2018 beroep aangetekend tegen deze beslissing, omdat hij het niet eens is met de toegepaste kortingspercentages op zijn pensioenuitkering. De SVB heeft een korting van 46,6% op het ongehuwdenpensioen toegepast, omdat de appellant gedurende bepaalde periodes niet verzekerd is geweest. De appellant betwist deze korting en stelt dat hij recht heeft op een hogere uitkering, omdat hij gedurende zijn werkzame leven in Aruba verzekerd was en kostwinner was voor zijn gezin.

Tijdens de zitting op 16 mei 2019 was de appellant niet aanwezig, maar de SVB werd vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur en een hoofd van de sociale verzekeringenadministratie. De SVB heeft toegelicht dat de korting op het pensioen is berekend op basis van de woonperiodes van de appellant en zijn echtgenote. De appellant heeft echter aangevoerd dat de SVB ten onrechte zijn kostwinnerschap negeert en dat dit leidt tot een onterecht lage pensioenuitkering.

De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (Laov) in overweging genomen, die de voorwaarden voor pensioen en de toepassing van kortingen op basis van verzekeringsjaren beschrijven. Na beoordeling van de feiten en de argumenten van beide partijen, concludeert het College van Beroep dat de bestreden beschikking van de SVB op de wet gegrond is en dat het beroep van de appellant ongegrond is verklaard. De beslissing van de SVB blijft daarmee in stand.

Uitspraak

Uitspraak van 12 september 2019
CVB nr. AUA201803824
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (Laov) van:
[Appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: R.L.F. Dijkhoff
tegen de beslissing van 8 oktober 2018 van:
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Bij beschikking van 8 oktober 2018 heeft de bank besloten aan appellant met ingang van 1 januari 2019 een pensioenuitkering toe te kennen ten bedrage van Afl. 591,- per maand.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellante op 26 november 2018 beroep aangetekend.
1.3
Op 31 januari 2019 heeft de bank verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 16 mei 2019 van dit College behandeld, alwaar namens de bank aanwezig waren mevrouw mr. B. Every, juridisch adviseur, en mevrouw M. Thiel, Hoofd sociale verzekeringenadministratie, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

2.DE BEOORDELING

2.1
Op de bij de bestreden beslissing aan appellant toegekende pensioenuitkering is een korting van 46,6% op het ongehuwdenpensioen toegepast, omdat appellant gedurende de periodes van 24 december 1971 tot en met 9 januari 1992 en van 26 juli 2013 tot en met 1 augustus 2015 niet verzekerd is geweest, en zijn echtgenote van 27 mei 1993 tot en met 8 maart 2018 niet verzekerd is geweest.
In zijn verweer heeft de bank nader toegelicht dat in het geval van een echtpaar zoals in onderhavig geval, het pensioenbedrag wordt berekend aan de hand van de woonperiode van de pensioengerechtigde en zijn echtgenote. Dat appellant jarenlang kostwinner was, is niet van belang voor zijn woonperiode. Zijn voormalige echtgenote kan te zijner tijd zelf pensioenuitkering claimen als zij pensioen heeft opgebouwd.
Gelet op de woonperiode van appellant en zijn echtgenote, geldt voor hem een kortingspercentage van 23,32% op het gehuwdenpensioen en voor zijn echtgenote een kortingspercentage van 50%. De kortingspercentage van beiden is 73,32% van het gehuwdenpensioen (Afl. 1.864,- -/- 73,32% = Afl. 497,31). De bank hanteert als beleid dat als het pensioen voor gehuwden na toepassing van het kortingspercentage lager uitvalt dan toepassing van het kortingspercentage op het ongehuwdenpensioen (in dit geval Afl. 1.107,- -/- 46,64% = Afl. 591,-), dan een gekort ongehuwdenpensioen wordt toegekend. Aan appellant is op goede gronden een ouderdomspensioen toegekend onder toepassing van het kortingspercentage op het ongehuwdenpensioen, aldus de bank.
2.2
Appellant is het er hier niet mee eens en heeft zich op het standpunt gesteld, dat hij vanaf 10 januari 1992 tot en met 9 maart 2016 in Aruba werkzaam was en verzekerd. Verder heeft hij aangevoerd dat hij van 13 juli 1998 tot en met 18 december 2008 gehuwd was en toen ook kostwinner was. Hij is pas op 16 juni 2015 met zijn huidige echtgenote getrouwd. Volgens appellant doet de bank alsof appellant gedurende de periode dat hij pensioen heeft opgebouwd niet getrouwd was, waardoor hij onevenredig wordt benadeeld. Zijn ouderdomspensioen moet berekend worden op basis van zijn kostwinnerschap waarbij de kortingspercentage drastisch zou moeten worden verlaagd, aldus appellant. Hij meent dat hij recht heeft op een hogere maandelijkse pensioenuitkering.
2.3
Ingevolge artikel 5, eerste lid van de Laov is verzekerd overeenkomstig deze landsverordening, de ingezetene die de leeftijd van vijftien jaar, doch nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Ingevolge artikel 6, eerste lid van de Laov heeft degene die verzekerd is geweest, en de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening recht op ouderdomspensioen.
Ingevolge artikel 6a is de leeftijd waarop het recht op pensioen per 1 januari 2018 ontstaat, 62 jaar.
Artikel 7, eerste lid van de Laov bepaalt dat het ouderdomspensioen, behoudens het overigens in dit artikel bepaalde, Afl. 1.107,- per maand bedraagt. Voor zover hier van belang bedraagt het ouderdomspensioen van de gehuwde man, ingevolge het tweede lid, Afl. 1.864,- per maand.
Ingevolge artikel 8, eerste en tweede lid, wordt – voor zover hier van belang – op de bedragen bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, een korting toegepast voor elk jaar dat de pensioengerechtigde dan wel ieder der echtgenoten na het bereiken van de vijftienjarige leeftijd en vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet verzekerd was in de zin van deze landsverordening.
2.4
In dit geval is niet in geschil dat appellant, die geboren is op 24 december 1956, op 24 december 2018 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Verder is uit de door de bank overgelegde en door appellant niet weersproken stukken, in het bijzonder de informatie uit het Bevolkingsregister over de woonplaatsen van appellant, gebleken dat hij van 24 december 1971 tot en met 9 januari 1992 en van 26 juli 2013 (vertrek volgens Radex) tot en met 1 augustus 2015 niet in Aruba heeft gewoond, en dat zijn echtgenote, die op 27 mei 1978 in Colombia is geboren, sinds 8 maart 2018 staat ingeschreven in het bevolkingsregister. Zij heeft alhier dan ook geen verzekerde jaren opgebouwd.
2.5
Gelet op het bovenstaande en de nadere uitleg van de bank over de toegepaste kortingspercentages, is het College van oordeel dat de bestreden beschikking als op de wet gegrond tot stand is gekomen, zodat het beroep van appellante ongegrond dient te worden verklaard.

3.DE BESLISSING

Het college van beroep:
-verklaart het beroep van appellante ongegrond.
Aldus gegeven op 14 juli 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba