ECLI:NL:OGEAA:2019:610

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
AUA201800147
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake ongevallengeld en ziekengeld

In deze zaak heeft het College van Beroep op 12 september 2019 uitspraak gedaan op het beroep van een appellant tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 28 december 2017. De SVB had besloten dat de appellant geen recht had op ongevallengeld of ziekengeld vanwege hoofdpijn- en rugklachten, die het gevolg waren van een ongeval op 10 november 2017. De SVB stelde dat de klachten te wijten waren aan grove schuld van de appellant.

De appellant, die aanvankelijk werd vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.F. Figaroa, heeft op 18 januari 2018 beroep aangetekend tegen de beslissing van de SVB. Tijdens de zitting op 16 mei 2019 was de appellant niet aanwezig, ondanks een deugdelijke oproep. De SVB werd vertegenwoordigd door juridisch adviseur mr. B. Every, verzekeringsarts drs. M. Bustos en bedrijfsarts drs. M. Romijn.

Het College heeft vastgesteld dat de appellant gedurende zijn arbeidsongeschiktheid van 13 november 2017 tot 4 december 2017 zijn loon volledig heeft ontvangen van zijn werkgever. De werkgever heeft bovendien aangegeven dat het reeds uitbetaalde loon niet zal worden teruggevorderd. Op basis van deze feiten concludeert het College dat de appellant geen belang heeft bij het beroep, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

De beslissing van het College van Beroep is dat het beroepschrift van de appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard, wat betekent dat de appellant geen recht heeft op de gevraagde tegemoetkomingen.

Uitspraak

Uitspraak van 12 september 2019
CVB nr. AUA201800147
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) van:
[Appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
aanvankelijk procederende met gemachtigde, de advocaat mr. H.F. Figaroa,
thans procederende in persoon,
tegen de beslissing van 28 december 2017 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd in Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.HET PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 28 december 2017 (hierna: de bestreden beslissing) heeft de bank besloten dat appellant vanaf 24 november 2017 geen recht heeft op ongevallengeld noch ziekengeld wegens hoofdpijnklachten en rugklachten ten gevolge van een contusie, opgelopen bij een ongeval hem op 10 november 2017 op het werk overkomen, omdat gebleken is dat dit ongeval respectievelijk de ziekte te wijten is aan zijn grove schuld.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 18 januari 2018 beroep aangetekend.
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 16 mei 2019 van dit College behandeld, alwaar namens de bank zijn verschenen: mr. B. Every, juridisch adviseur, drs. M. Bustos, verzekeringsarts en drs. M. Romijn, bedrijfsarts bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Appellant is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen.

2.DE BEOORDELING

2.1
Appellant kan zich – naar het College begrijpt – niet verenigen met de weigering hem een tegemoetkoming krachtens de LvZv dan wel de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv), toe te kennen en heeft gesteld dat de beslissing onvoldoende onderbouwd is.
2.2
De bank heeft - onbetwist - aangevoerd dat appellant geen aanspraak heeft op enige tegemoetkoming jegens de bank, reeds omdat hij gedurende zijn arbeidsongeschiktheid van 13 november 2017 tot 4 december 2017, zijn loon (voor 100%) uitbetaald heeft gekregen van zijn toenmalige werkgever. Vanaf 1 juli 2018 is appellant niet meer werkzaam bij die werkgever. Die werkgever heeft de bank (telefonisch) te kennen gegeven dat hij het reeds uitbetaalde loon niet zal terugvorderen. De bank concludeert dat appellant geen belang heeft bij onderhavig beroep en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.3
Gelet op het bovenstaande is het College van oordeel dat appellant geen belang heeft bij onderhavig beroep, nu hij onverkort loon heeft ontvangen gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid. Het onderhavige beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.DE BESLISSING

Het college van beroep:
verklaart het beroepschrift van appellant niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven op 12 september 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.