ECLI:NL:OGEAA:2019:604

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
AUA201900960 t/m AUA201900962
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen en verzuimboetes in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 september 2019 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende, die een eenmanszaak drijft in de verkoop van loten, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen meerdere naheffingsaanslagen en verzuimboetes die aan haar waren opgelegd over de jaren 2012. De belanghebbende had in de bezwaarfase aangiften BBO ingediend, maar het Gerecht oordeelde dat deze aangiften niet als de vereiste aangiften konden worden beschouwd. Hierdoor werd de bewijslast omgekeerd, wat betekent dat de belanghebbende moest aantonen dat de schatting van de Inspecteur onjuist was. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de naheffingsaanslagen onterecht waren. De naheffingsaanslag BBO over de periode mei tot en met december 2012 werd gehandhaafd, evenals de verzuimboete van Afl. 530 wegens niet tijdig betalen van BBO. Het beroep inzake de naheffingsaanslagen en boetes over januari tot en met april 2012 werd gegrond verklaard, maar de bezwaren tegen deze naheffingsaanslagen werden niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De belanghebbende kreeg proceskosten vergoed, maar de Inspecteur werd opgedragen het griffierecht terug te betalen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig en correct aangifte te doen om problemen met de belastingautoriteiten te voorkomen.

Uitspraak

Uitspraak van 18 september 2019
BBZ nrs. AUA201900960 t/m AUA201900962
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 juli 2012 naheffingsaanslagen Belasting op bedrijfsomzetten (BBO), loonbelasting (LB), premie AOV/AWW en premie AZV over de periode januari 2012 opgelegd van respectievelijk Afl. 1.000 (BBO), Afl. 1.000 (LB), Afl. 2.000 (AOV/AWW) en Afl. 2.000 (AZV). Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van Afl. 125 (BBO) en Afl. 125 (LB).
1.2
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 augustus 2012 en 28 september 2012 naheffingsaanslagen BBO, LB, premie AOV/AWW en premie AZV over de periode februari 2012 opgelegd van respectievelijk Afl. 1.000 (BBO), Afl. 1.000 (LB), Afl. 2.000 (AOV/AWW) en Afl. 2.000 (AZV). Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van Afl. 125 (BBO) en Afl. 125 (LB).
1.3
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 28 september 2012 naheffingsaanslagen BBO, LB, premie AOV/AWW en premie AZV over de periode maart 2012 opgelegd van respectievelijk Afl. 1.000 (BBO), Afl. 1.000 (LB), Afl. 2.000 (AOV/AWW) en Afl. 2.000 (AZV). Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van Afl. 125 (BBO) en Afl. 125 (LB).
1.4
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 oktober 2012 naheffingsaanslagen BBO, LB, premie AOV/AWW en premie AZV over de periode april 2012 opgelegd van respectievelijk Afl. 1.000 (BBO), Afl. 1.000 (LB), Afl. 2.000 (AOV/AWW) en Afl. 2.000 (AZV). Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd van Afl. 125 (BBO) en Afl. 125 (LB).
1.5
Aan belanghebbende is met dagtekening 30 september 2014 een naheffingsaanslag BBO over de periode mei 2012 tot en met december 2012 opgelegd van Afl. 5.300. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van Afl. 530.
1.6
Belanghebbende is op 9 oktober 2014 in bezwaar gekomen tegen de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes.
1.7
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 25 januari 2019 de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes gehandhaafd.
1.8
Belanghebbende is op 26 maart 2019 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Hierbij is een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.9
De Inspecteur heeft op 8 juli 2019 een verweerschrift ingediend.
1.1
Belanghebbende heeft op 12 augustus 2019 nadere stukken ingebracht.
1.11
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2019 te Oranjestad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A], advocaat te Aruba. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel drijft belanghebbende sinds 2003 in de vorm van een eenmanszaak de onderneming met de handelsnaam [Z]. Deze onderneming houdt zich bezig met de verkoop van loten. De onderneming is op 26 september 2014 opgeheven.
2.2
Belanghebbende heeft over het jaar 2012 geen aangiften BBO en loonbelasting/premie volksverzekeringen gedaan.
2.3
De Inspecteur heeft in 2012 naheffingsaanslagen BBO, LB, premies AOV/AWW en premie AZV over de periode januari 2012 tot en met april 2012 opgelegd, alsmede verzuimboetes.
2.4
De Inspecteur heeft op 30 september 2014 een naheffingsaanslag BBO over de periode mei 2012 tot en met december 2012 opgelegd, alsmede een verzuimboete.
2.5
Belanghebbende heeft op 9 oktober 2014 alsnog zogenoemde nihil-aangiften BBO en loonbelasting/premies volksverzekeringen ingediend. De Inspecteur heeft deze aangiften – terecht – als bezwaarschriften aangemerkt tegen de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes.
2.6
De Inspecteur heeft op 9 november 2018 een vragenbrief gestuurd aan belanghebbende. Daarin is verzocht om de aangifte inkomstenbelasting 2012 inclusief de jaarrekening van de eenmanszaak binnen een maand aan de Inspecteur toe te sturen. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
2.7
De Inspecteur heeft op 15 december 2018 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld te reageren. Daarbij is belanghebbende erop gewezen dat als zij niet aan het gestelde verzoek voldoet, de bewijslast wordt omgekeerd.
2.8
Nadat belanghebbende wederom niet heeft gereageerd, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 25 januari 2019 de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes gehandhaafd.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of het beroep en de bezwaren ontvankelijk zijn en, zo ja, of de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes. De Inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep en van de bezwaren en tot handhaving van de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid beroep

4.1
In artikel 19, lid 1, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.2
De onderhavige uitspraken op bezwaar zijn gedagtekend op 25 januari 2019. Het beroepschrift, met dagtekening 22 maart 2019, is bij het Gerecht bezorgd op 26 maart 2019. Belanghebbende heeft ter zitting echter aangevoerd dat het beroepschrift reeds op 22 maart 2019 per fax bij het Gerecht is ingediend. Belanghebbende wijst in dat verband op de ‘fax confirmation’ van 22 maart 2019, die als bijlage bij het beroepschrift is gevoegd.
4.3
Het Gerecht acht aannemelijk dat het beroepschrift reeds op 22 maart 2019 per fax is ingediend. Dit beroepschrift is dus binnen de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. Het beroep dient dan ook ontvankelijk te worden verklaard.
Ontvankelijkheid bezwaren tegen naheffingsaanslagen en boetes januari t/m april 2012
4.4
In artikel 17, lid 1, ALB is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.5
De onderhavige aanslagbiljetten over de perioden januari tot en met april 2012 zijn gedagtekend in 2012. De bezwaarschriften zijn – in de vorm van nihil-aangiften (zie 2.6) – op 9 oktober 2014 ingediend. Deze bezwaarschriften zijn dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.6
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
4.7
Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. De Inspecteur had deze bezwaren dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren. Nu de Inspecteur deze wel ontvankelijk heeft geacht, dienen de uitspraken op de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen en boetes over januari t/m april 2012 te worden vernietigd. Het beroep is in zoverre gegrond.
Naheffingsaanslag BBO mei t/m december 2012; omkering bewijslast
4.8
De naheffingsaanslag BBO mei t/m december 2012 is gedagtekend 30 september 2014. Het bezwaarschrift van 9 oktober 2014 is – in de vorm van nihil-aangiften BBO (zie 2.6) – dus binnen de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. De Inspecteur heeft dit bezwaar dan ook terecht ontvankelijk geacht.
4.9
Artikel 20 ALB bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien geen aangifte is gedaan of de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast).
4.1
Belanghebbende heeft pas in de bezwaarfase de aangiften BBO mei t/m december 2012 ingediend. Dit heeft niet te gelden als het doen van de vereiste aangifte (vgl. HR 5 oktober 2018, nr. 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839). Het Gerecht acht deze schending voldoende ernstig voor toepassing van de bewijsregel van artikel 20 ALB (omkering en verzwaring van de bewijslast).
Redelijke schatting
4.11
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft in dat verband erop gewezen dat de naheffingsaanslag BBO over de periode mei t/m december 2012 is opgelegd ten bedrage van Afl. 5.300, dat bij een BBO-tarief van 1,5% dus is uitgegaan van een omzet van circa Afl. 350.000 over een periode van acht maanden, en dat de Inspecteur derhalve een omzet van circa Afl. 44.000 per maand, ofwel ca Afl. 1.500 per dag, in aanmerking heeft genomen. Gelet op de activiteiten van de onderneming acht het Gerecht een dergelijke geschatte omzet niet onredelijk.
Verzwaard tegenbewijs
4.12
Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de voor de schatting gebruikte gegevens of de juistheid van de schatting van de Inspecteur anderszins betwist, dient hij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 31, lid 3, ALL bedoelde wijze (vgl. HR 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013: BX7184).
4.13
Belanghebbende betoogt dat de onderneming weliswaar op haar naam staat, maar dat de onderneming in feite wordt geëxploiteerd door [C]. Volgens belanghebbende heeft zij in 2012 slechts Afl. 700 per maand van [C] ontvangen voor de verhuur van de loterij machines. Dit laatste heeft belanghebbende onderbouwd met handgeschreven bonnetjes van elk Afl. 700 (zie productie 4 bij pleitnota). Verder heeft belanghebbende gewezen op een brief van [SFLP] van 22 maart 2019 waarin het volgende is geschreven:
“The following is the Annual Statement for the year 2012:
Retailer Name [Z]
Represented by [belanghebbende]
Telecommunication & Insurance Fee AWG 1.325
2012 Commission earned AWG 22.470”
4.14
Met voornoemde stukken heeft belanghebbende haar betoog onvoldoende onderbouwd. Uit deze stukken kan namelijk niet worden afgeleid dat de onderneming in 2012 niet voor rekening en risico van belanghebbende wordt gedreven. Bovendien heeft belanghebbende dit standpunt pas voor het eerst ter zitting naar voren gebracht, hetgeen afbreuk doet aan de overtuigingskracht ervan. Belanghebbende heeft derhalve niet op overtuigende wijze de onjuistheid aangetoond van de schatting van de Inspecteur of de voor de schatting gebruikte gegevens. De naheffingsaanslag BBO mei t/m december 2012 zal derhalve niet worden verminderd.
Verzuimboete Afl. 530 wegens niet tijdig betalen BBO
4.15
De verzuimboete van Afl. 530 is opgelegd vanwege het niet (tijdig) betalen van BBO.
4.16
Op grond van artikel 55 ALB kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van ten hoogste Afl. 10.000.
4.17
In het Boetebeleid Belastingdienst Aruba (hierna: BBA) is het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van paragraaf 24 BBA wordt een verzuimboete van 10% van het bedrag van de naheffingsaanslag opgelegd met een maximum van Afl. 10.000, indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden betaald niet (tijdig) heeft betaald, omdat te weinig is aangegeven.
4.18
Nu de naheffingsaanslag BBO mei t/m december 2012 is gehandhaafd, staat vast dat belanghebbende BBO niet heeft betaald omdat zij te weinig heeft aangegeven. De opgelegde verzuimboete van Afl. 530 (10%) is overeenkomstig het boetebeleid van de Inspecteur. Het Gerecht acht deze verzuimboete passend en geboden.
Voorlichting
4.19
Ter voorlichting van belanghebbende merkt het Gerecht op dat de uitspraken op de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen en boetes over januari t/m april 2012, om procedurele redenen worden vernietigd, maar dat belanghebbende inhoudelijk geen gelijk krijgt. Deze bezwaren zijn immers ongegrond verklaard, terwijl deze niet-ontvankelijk verklaard hadden moeten worden. Wel moet de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.
4.2
Gelet op het vorenstaande dient het beroep inzake de naheffingsaanslagen en boetes over januari t/m april 2012 gegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
5.2
In artikel 1 van dit Landsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op Afl. 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 0,25 (ambtshalve gegrond: bezwaar niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk). Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, LBB, het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslagen en boetes over januari t/m april 2012 gegrond;
- verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag BBO over mei t/m december 2012 ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen en boetes over januari t/m april 2012 gegrond;
- verklaart de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen en boetes over januari t/m april 2012 niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Afl. 350; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 18 september 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
Belastinggriffieaua@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300