ECLI:NL:OGEAA:2019:601

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
AUA201900060
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake ziekengeld door termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een beroep van Lauradin Judencia tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank van Aruba, waarbij haar aanvraag voor een tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid in verband met een kaaktumor is geweigerd. De bestreden beslissing dateert van 4 december 2018 en is op 13 december 2018 door appellante ontvangen. Appellante heeft op 10 januari 2019 beroep aangetekend, maar de bank heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding. Volgens artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) moet een beroep binnen drie weken na dagtekening van de beslissing worden ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn op 25 december 2018 is verstreken, en dat het beroepschrift van appellante te laat is ingediend, ongeacht of men uitgaat van de dagtekening of de ontvangstdatum van de beslissing. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Daarom heeft het College van Beroep op 12 september 2019 het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 12 september 2019
CVB nr. AUA201900060
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) van
Lauradin JUDENCIA,
wonende te Aruba,
APPELLANTE,
procederende in persoon,
tegen de beslissing van 4 december 2018 van de
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Bij beschikking van 4 december 2018 (hierna: de bestreden beschikking), ontvangen op 13 december 2018, heeft de bank geweigerd aan appellante tegemoetkoming toe te kennen bij arbeidsongeschiktheid in verband met een kaaktumor.
1.2
Tegen de bestreden beschikking heeft appellante op 10 januari 2019 beroep aangetekend.
1.3
Op 26 februari 2019 heeft de bank verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 16 mei 2019 van dit College behandeld, alwaar aanwezig waren namens de bank mr. B. Every, juridisch adviseur, drs. A. Bustos, verzekeringsarts, en drs. M. Romijn, bedrijfsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Appellante is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen.

2.DE OVERWEGING

2.1
Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat appellante op de voet van artikel 5, eerste lid van de LvZv, vanaf 10 maart 2017 geen recht meer heeft op ziekengeld in verband met een kaaktumor, aangezien dan twee jaren zijn verstreken sinds de eerste ziekmelding wegens deze ziekte.
2.2.
Appellante kan zich niet verenigen met deze beslissing en verzoekt een heroverweging ervan. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij wegens deze ziekteoorzaak in 2016 slechts twee maanden arbeidsongeschikt is geweest en in 2017 slechts 22 dagen.
De ontvankelijkheid
2.3
De bank heeft primair geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep van appellante wegens termijnoverschrijding en heeft daartoe aangevoerd dat appellante het beroepschrift niet binnen drie weken na dagtekening noch binnen drie weken na ontvangst van de bestreden beslissing heeft ingediend.
2.4
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de LvZv is tegen een beslissing van de bank binnen drie weken na haar dagtekening schriftelijk beroep mogelijk op dit College, hetwelk in enige en hoogste instantie beslist.
2.5
Niet in geschil is dat de bestreden beslissing van 4 december 2018, door appellante op 13 december 2018 is ontvangen. Gelet op het bovenstaande is de beroepstermijn van drie weken na dagtekening van de beslissing op 25 december 2018 verstreken. Appellante heeft het beroepschrift ingediend op 10 januari 2019. Dit is ruim na het verstrijken van bedoelde beroepstermijn. Ook als wordt uitgegaan van de ontvangstdatum van de beslissing en een beroepstermijn van drie weken, die derhalve op 2 januari 2019 is verstreken, is het beroepschrift te laat ingediend. Nu overigens gesteld noch gebleken is dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, dient appellante niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep.

3.DE BESLISSING

Het College:
verklaart het beroepschrift van appellante niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven op 12 september 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.