ECLI:NL:OGEAA:2019:600

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
AUA201802114
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake arbeidsongeschiktheid en termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellante tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 18 juni 2018, waarin werd vastgesteld dat zij vanaf 19 juni 2018 geen recht meer had op verdere tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid. De appellante had eerder recht op deze tegemoetkoming vanwege klachten aan haar linkerbeen na een femurfractuur, maar dit recht was tot en met 11 mei 2018 vastgesteld. De appellante heeft op 18 juli 2018 beroep aangetekend tegen de beslissing van de SVB, maar de bank heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt drie weken na dagtekening of ontvangst van de beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de appellante het beroepschrift te laat heeft ingediend, ongeacht of men uitgaat van de dagtekening of de ontvangstdatum van de beslissing. De appellante heeft aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de termijn, maar de rechtbank oordeelt dat onwetendheid en financiële redenen niet leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het beroep van de appellante niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

Uitspraak van 12 september 2019
CVB nr. AUA201802114
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:
[ Appellant ],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: Ken Winston Gilkes,
tegen de beslissing van 18 juni 2018 van de
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 18 juni 2018 heeft de bank besloten dat appellante vanaf 19 juni 2018 geen recht meer heeft op verdere tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid wegens klachten van haar linkerbeen na een femurfractuur, omdat zij tot en met 11 mei 2018 vanwege deze ziekteoorzaak recht op tegemoetkoming had en deze ook heeft ontvangen voor zover geclaimd.
1.2
Tegen de bestreden beslissing heeft appellante op 18 juli 2018 beroep aangetekend.
1.3
Op 20 september 2018 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 6 juni 2019 van dit College behandeld, alwaar aanwezig waren appellant in persoon bijgestaan door haar gemachtigde, en namens de bank mr. B. Every, juridisch adviseur, drs. M. Schaad, verzekeringsarts en M.A.G. Genser, M.D., bedrijfsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
De bank heeft primair geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep van appellante wegens termijnoverschrijding, en daartoe gesteld dat het beroep niet binnen de wettelijke termijn van drie weken na dagtekening van de beslissing noch binnen drie weken na ontvangst van de beslissing, is ingediend.
2.2
Ingevolge artikel 10, lid 1 van de LvZv is tegen een beslissing van de bank binnen drie weken na haar dagtekening schriftelijk beroep mogelijk op dit College, hetwelk in enige en hoogste instantie beslist.
2.3
Niet in geschil is dat de bestreden beslissing van 18 juni 2018, door appellante op 20 juni 2018 is ontvangen. Gelet op het bovenstaande is de beroepstermijn van drie weken na dagtekening van de beslissing op 9 juli 2018 verstreken. Appellante heeft het beroepschrift ingediend op 18 juli 2018, derhalve na het verstrijken van bedoelde beroepstermijn. Ook als wordt uitgegaan van de ontvangstdatum van de beslissing en een beroepstermijn van drie weken, is het beroepschrift te laat ingediend, nu de beroepstermijn in dat geval op 11 juli 2018 is verstreken.
Appellante heeft gesteld dat zij niet wist of heeft begrepen dat zij binnen drie weken een beroepschrift moest indienen. Dit kan niet leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding reeds omdat onder de bestreden beslissing staat waar en wanneer beroep kan worden ingesteld. Voorts dienen onwetendheid en/of vergeetachtigheid voor rekening en risico van appellante te blijven. Ook de door appellante gestelde reden dat zij geen advocaat kon betalen, en dat ze daarom het beroepschrift te laat heeft ingediend, kan niet leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Voor het indienen van een beroepschrift bij dit College is immers geen advocaat nodig. Appellante had ook zelf een beroepschrift kunnen indienen. Nu overigens gesteld noch gebleken is dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, dient appellant niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep.
2.4
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.DE BESLISSING

Het College:
- verklaart het beroepschrift van appellante niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven op 12 september 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.