ECLI:NL:OGEAA:2019:576

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
AR 201803047
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ziekenhuis en gebitschade na operatie

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock, een schadevergoeding van Afl. 3.875,- van gedaagde, de Stichting Ziekenverpleging Aruba, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.G.T.M. Kloes. Eiser stelde dat hij tijdens een operatie op 19 november 2012 schade aan zijn gebit had opgelopen door toedoen van de anesthesist. Eiser baseerde zijn vordering op een toezegging van dr. [anesthesioloog A] tijdens een preoperatieve screening op 8 oktober 2012, waarin werd vermeld dat eventuele schade aan zijn gebit vergoed zou worden.

Het Gerecht beoordeelde de aansprakelijkheid van gedaagde op basis van artikel 7:462 BW, dat bepaalt dat ziekenhuizen aansprakelijk zijn voor tekortkomingen in de uitvoering van geneeskundige behandelovereenkomsten. Het Gerecht oordeelde dat dr. [anesthesioloog A] niet bevoegd was om gedaagde te binden aan de toezegging, omdat er geen bewijs was dat hij daartoe gemachtigd was. Daarnaast werd vastgesteld dat de behandelende anesthesist, dr. [anesthesioloog B], zorgvuldig had gehandeld door spinale epidurale anesthesie aan te bevelen in plaats van algehele narcose, wat eiser had afgewezen.

Uiteindelijk concludeerde het Gerecht dat de vordering van eiser moest worden afgewezen, omdat er geen onzorgvuldig handelen was vastgesteld van de zijde van gedaagde. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, maar kreeg toestemming om kosteloos te procederen, gezien zijn financiële situatie. De uitspraak werd gedaan op 4 september 2019.

Uitspraak

Vonnis van 4 september 2019
Behorend bij A.R. nr. AUA201803047
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 26 september 2018;
- de conclusie van antwoord, ingediend op 5 december 2018;
- de conclusie van repliek, ingediend op 10 april 2019;
- de conclusie van dupliek, ingediend op 12 juni 2019.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 8 oktober 2012 heeft eiser in verband met een ingeplande operatie een preoperatieve screening ondergaan. Deze screening werd verricht door dr. [anesthesioloog A]. Dr. [anesthesioloog A] heeft een notitie gemaakt, waarop staat: “mocht er tijdens ingreep tandletsel ontstaan dan zal deze door het ziekenhuis vergoed worden.”
2.2
Op 19 november 2012 werd eiser in verband met een dubbelzijdige liesbreuk geopereerd in het ziekenhuis van gedaagde. Tijdens deze operatie is bij de intubatie schade aan het gebit van eiser ontstaan. Op de dag van de operatie was dr. [anesthesioloog B] de dienstdoende anesthesioloog.
2.3
Uit de verklaring van 21 november 2012 van de tandarts dr. [tandarts] blijkt dat eiser rechtsboven een gefractureerde voortand heeft en dat deze fractuur, na een tijdelijke voorziening en genezing van het bot, een definitieve voorziening zal ondergaan.
2.4
Uit de factuur van 20 februari 2013 van de tandarts dr. [tandarts] blijkt dat de behandeling van eiser aan zijn tand Afl. 3.875,- heeft gekost.
2.5
Bij brief van 25 februari 2014 heeft de Directie Volksgezondheid de klacht van eiser tegen dr. [chirurg] (chirurg), de [anesthesioloog B] (anesthesioloog) en dhr. [directeur] (directeur) ongegrond verklaard omdat niet gebleken was van onzorgvuldig handelen.
2.6
Bij uitspraak van 28 november 2017 (MTC 599 van 2017) heeft het medisch tuchtcollege de klacht van eiser tegen dr. [anesthesioloog B] ongegrond verklaard. Het college heeft geoordeeld dat de door eiser opgelopen gebitschade het gevolg is van een complicatie die bij een operatieve ingreep met intubatie kan optreden en dat dr. [anesthesioloog B] niet onzorgvuldig heeft gehandeld.
2.7
Gedaagde heeft geen aansprakelijkheid aanvaard maar heeft uit coulance Afl. 800,- als vergoeding aangeboden. Dit aanbod is door eiser niet aanvaard.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt tot betaling aan eiser van Afl. 3.875,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2012, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Tevens verzoekt eiser hem toestemming te verlenen om kosteloos te procederen.
3.2
Eiser grondt de vordering – naar het gerecht begrijpt – er op dat gedaagde ingevolge artikel 7:462 BW aansprakelijk is voor door hem geleden gebitschade. Volgens eiser heeft een hulpverlener van gedaagde een bindende toezegging gedaan dat zijn schade vergoed zou worden.
3.3
Gedaagde voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Artikel 7:462 BW bepaalt dat indien in een ziekenhuis verrichtingen plaatsvinden in het kader van een geneeskundige behandelovereenkomst, waarbij het ziekenhuis zelf geen partij is, zij voor een tekortkoming in de uitvoering hiervan, mede aansprakelijk is. De norm waaraan ingevolge artikel 7:453 BW wordt getoetst is dat een hulpverlener de zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
4.2
Eiser grondt zijn vordering erop dat gedaagde voor de door hem opgelopen schade in verband met het tandletsel aansprakelijk is, nu de anesthesist dr. [anesthesioloog A] dit op 8 oktober 2012 heeft toegezegd. Uit de notitie van dr. [anesthesioloog A], die eiser heeft overgelegd, volgt dat hij inderdaad een dergelijke uitlating heeft gedaan. Anders dan eiser, is het gerecht van oordeel dat dr. [anesthesioloog A] niet bevoegd is om gedaagde te binden. Uit niets blijkt dat hij bevoegd was gedaagde te binden.
4.3
Voor de vraag of gedaagde aansprakelijk is voor de door eiser opgelopen schade dient voorts beoordeeld te worden of de behandelende anesthesist dr. [anesthesioloog B] heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts. Niet in geschil is dat eiser tijdens een preoperatieve screening op 8 oktober 2012 door de anesthesist dr. [anesthesioloog A] is gezien en een anesthesielijst is opgemaakt. Mede naar aanleiding van de toezegging van dr. [anesthesioloog A], dat gedaagde enige gebitschade zal vergoeden, werd voor de algehele narcose gekozen.
4.4
Op de dag van de operatie heeft de behandelende anesthesioloog dr. [anesthesioloog B], gelet op de conditie van gebit, mond en nek van eiser, spinale epidurale anesthesie geadviseerd in plaats van de algehele anesthesie. Het gerecht is van oordeel dat dit (hernieuwde) onderzoek door dr. [anesthesioloog B] duidt op een zorgvuldige handelswijze. Hij is immers niet (uitsluitend) afgegaan op de bevindingen van zijn collega dr. [anesthesioloog A]. Het advies van dr. [anesthesioloog B] heeft eiser geweigerd en aan hem is algehele narcose gegeven. Hierbij zijn complicaties ontstaan. De endotracheale intubatie is niet gelukt waardoor is overgegaan tot het beademen van eiser met een larynx masker en door het oplopen van de beademingsdruk werd een endotracheale tube 6.0 aangebracht. Hierbij heeft eiser schade opgelopen aan zijn gebit.
4.5
Niet relevant is of een tand van eiser los zat, omdat eiser het advies van de dr. [anesthesioloog B], om voor een spinale epidurale anesthesie te kiezen, heeft geweigerd. Dit advies had dr. [anesthesioloog B] gegeven, gelet op onder meer de lichamelijke conditie van eiser, en bij het toepassen van een intubatie bestond risico op gebitschade. Eiser was met dit risico bekend. Niet gebleken is dat dr. [anesthesioloog B] bij de uitvoering van de anesthesie niet gehandeld heeft overeenkomstig de voor hem geldende professionele standaard.
4.6
Gelet op deze gang van zaken heeft dr. [anesthesioloog B] gehandeld als van een redelijk ervaren en redelijk bekwaam anesthesioloog kan worden verwacht. Om die reden dient de vordering van eiser te worden afgewezen.
4.7
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, aan de zijde van gedaagde begroot op Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2 punten van het liquidatietarief 2).
4.8
Gezien het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan eiser toestemming worden verleend om kosteloos te mogen procederen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
- verleent eiser toestemming om kosteloos te mogen procederen;
- wijst de vordering af;
- veroordeelt eiser in de kosten van deze procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagde worden begroot op Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.