ECLI:NL:OGEAA:2019:569

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
A.R. AUA201801541
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na letsel door busongeluk

In deze zaak vordert de eiser, een inwoner van Italië, schadevergoeding van de naamloze vennootschap Compania Arubano di Bus N.V. (Arubus) na een busongeluk op 26 december 2014, waarbij hij letsel opliep door een verkeersincident. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.G.A. Baiz, stelt dat hij blijvende invaliditeit heeft opgelopen als gevolg van het ongeval en vordert een immateriële schadevergoeding van € 45.000,-. Arubus, vertegenwoordigd door mr. R.A. Wix, betwist de hoogte van de vordering en stelt dat de schadevergoeding beperkt dient te blijven tot Afl. 10.500,-. In de vrijwaringszaak vordert Arubus dat Treston Insurance Company (Aruba) N.V. hen vergoedt voor de schade die zij aan de eiser moeten betalen, omdat zij tegen aansprakelijkheid verzekerd zijn bij Treston.

De rechtbank heeft de medische rapporten van zowel Italiaanse artsen als de verzekeringsarts van Treston in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de medische rapporten van de Italiaanse artsen niet voldoen aan de richtlijnen voor medisch specialistische rapportage binnen het Koninkrijk. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de blijvende invaliditeit van de eiser op 7% dient te worden vastgesteld, wat leidt tot een toewijzing van de immateriële schadevergoeding van € 6.100,-. De rechtbank wijst Arubus ook in de proceskosten, die tot de datum van de uitspraak zijn begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 209,88 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris. De uitspraak is gedaan op 4 september 2019 en de zaak is verder aangehouden voor de vrijwaringsprocedure.

Uitspraak

Vonnis van 4 september 2019
Behorend bij A.R. nr. AUA201801541 en AUA2019I0002
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser in de hoofdzaak],
wonende in Italië,
eiser in de hoofdzaak,
hierna ook te noemen: [eiser in de hoofdzaak],
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz,
tegen:
de naamloze vennootschap COMPANIA ARUBANO DI BUS N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak,
hierna ook te noemen: Arubus,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
en in de vrijwaringszaak van:
de naamloze vennootschap COMPANIA ARUBANO DI BUS N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres in vrijwaring,
hierna ook te noemen: Arubus,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
tegen:
de naamloze vennootschap TRESTON INSURANCE COMPANY (ARUBA) N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde in vrijwaring,
hierna ook te noemen: Treston,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 april 2019;
- de mondelinge behandeling op 4 juni 2019, waarbij zijn verschenen [eiser in de hoofdzaak] in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde, Arubus bijgestaan door haar gemachtigde mr. E.R. Zeppenfeldt, occuperende voor mr. Wix, alsmede de heer [operational manager] (operational manager) en Treston bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede de heer [Gemachtigde] (schadeafdeling).
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Op 26 december 2014 heeft [eiser in de hoofdzaak], als passagier van een bus van Arubus, letsel opgelopen doordat de buschauffeur met hoge snelheid over een verkeersplateau reed. Zijn letsel bestaat uit een inzakkingsbreuk bij zijn tweede lendenwervel.
2.2
De bus van Arubus is tot een bedrag van Afl. 15.000,- per persoon tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Treston.
2.3
Op 26 september 2016 is door de Italiaanse arts dr. [chirurg], chirurg gespecialiseerd in orthopedie en trauma, een medisch rapport opgesteld, waaruit blijkt dat de blijvende invaliditeit van [eiser in de hoofdzaak] op 15% is vastgesteld. Geadviseerd wordt om een immateriële schadevergoeding van € 82.992,23 aan [eiser in de hoofdzaak] uit te keren.
2.4
Op 15 december 2016 is door de verzekeringsarts van schade expertisebureau [verzekeringsarts N.V.] (hierna: [verzekeringsarts N.V.]) een medisch rapport opgesteld waaruit blijkt dat er sprake is van een medische eindtoestand, dat er blijvende beperkingen zijn zoals het zwaar tillen en dragen en dat de blijvende invaliditeit op 5% wordt vastgesteld.
2.5
Op 23 februari 2017 is door dezelfde verzekeringsarts na het ontvangen van de röntgenfoto’s van [eiser in de hoofdzaak], een tweede medische rapportage opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat het inzakkingspercentage van [eiser in de hoofdzaak] op 15,75% is vastgesteld en overeenkomt met een blijvende invaliditeit van 7%. De verzekeringsarts adviseert in een brief van 16 maart 2017 dat een bedrag van Afl. 10.500,- aan immateriële schadevergoeding redelijk is in een dergelijk geval.
2.6
Op 16 augustus 2017 is door de Italiaanse arts dr. [chirurg 2], chirurg gespecialiseerd in orthopedie en trauma, een medisch rapport opgesteld, waaruit blijkt dat de blijvende invaliditeit van [eiser in de hoofdzaak] op 16% dient te worden vastgesteld.
2.7
Partijen hebben ten aanzien van de materiële schade een regeling getroffen, waarbij op 18 september 2017 door Treston met tussenkomst van Boogaard aan [eiser in de hoofdzaak] een bedrag van Afl. 47.253,32 is uitgekeerd.
2.8
Op 3 oktober 2017 is door de verzekeringsarts van [verzekeringsarts N.V.] een derde medisch rapport opgesteld, waarin geconcludeerd is dat de adviezen van de artsen uit Italië niet aan de Nederlandse standaarden voldoen. Uit de medische rapporten van de verzekeringsarts van [verzekeringsarts N.V.], blijkt dat [eiser in de hoofdzaak] lijdt aan blijvende beperkingen zoals het zwaar tillen en dragen of frequent hanteren van zware lasten en dat de pre-existente slijtage gezien de leeftijd van [eiser in de hoofdzaak] ook aanleiding geeft voor beperkingen die zich in de loop der jaren verder zou ontwikkelen. Om die redenen en gelet op de Richtlijn voor Medisch Specialistische Rapportage, concludeert de verzekeringsarts tot een blijvende invaliditeit van 7%.

3.HET GESCHIL

In de hoofdzaak
3.1 [
[eiser in de hoofdzaak] vordert – kort gezegd – dat het gerecht Arubus, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt om aan [eiser in de hoofdzaak] te betalen een bedrag van € 45.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van Arubus in de proceskosten.
3.2 [
eiser in de hoofdzaak] baseert zijn vordering op de medische rapporten van de Italiaanse artsen van 26 september 2016 en 16 augustus 2017. Volgens [eiser in de hoofdzaak] dient de immateriële schadevergoeding vastgesteld te worden op € 45.000,-, nu uit genoemde rapporten blijkt - kort gezegd - dat de beperkingen van het ongeval, als gevolg van een fractuur in zijn tweede lendenwervel, resulteren in een mate van blijvende invaliditeit van 15% à 16%.
3.3
Arubus verzoekt het gerecht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van
Afl. 10.500,- aan immateriële schadevergoeding, het meer of anders gevorderde af te wijzen, met veroordeling van [eiser in de hoofdzaak] in de proceskosten.
In vrijwaring
3.4
Arubus vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat het gerecht Treston veroordeelt om aan Arubus te voldoen, al hetgeen dat Arubus in de hoofdzaak veroordeeld mocht worden om aan [eiser in de hoofdzaak] te voldoen, met veroordeling van Treston in de proceskosten.
3.5
Arubus grondt haar vordering erop dat zij op genoemde datum tegen aansprakelijkheid was verzekerd bij Treston.
3.6
Treston voert verweer en verzoekt het gerecht om de vordering van Arubus af te wijzen, met veroordeling van Arubus in de proceskosten.

4.DE VERDERE BEOORDELING

In de hoofdzaak
4.1
De vraag die partijen verdeeld houdt, is welk bedrag aan immateriële schadevergoeding Arubus aan [eiser in de hoofdzaak] dient toe te kennen.
4.2
Het gerecht stelt voorop dat de hoogte van immateriële schadevergoeding of smartengeld (ex artikel 6:106 lid 1 BW) naar billijkheid moet worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor [eiser in de hoofdzaak].
4.3
Met Arubus is het gerecht van oordeel dat de hoogte van de immateriële schadevergoeding dient te worden vastgesteld op basis van de standaarden die binnen het Koninkrijk gelden, nu het ongeval zich in Aruba heeft voorgedaan. Anders dan [eiser in de hoofdzaak] stelt, dient daarom te worden uitgegaan van de medische rapporten van [verzekeringsarts N.V.] die door Arubus in het geding zijn gebracht. De medische adviezen van de Italiaanse artsen die door [eiser in de hoofdzaak] zijn overgelegd, voldoen immers niet aan de Richtlijn voor Medisch Specialistische Rapportage, zoals die binnen het Koninkrijk geldt. Dat de rapporten van [verzekeringsarts N.V.] zijn opgemaakt zonder het verrichten van enig lichamelijk onderzoek, zoals [eiser in de hoofdzaak] stelt, maakt dit niet anders. De verzekeringsarts heeft in zijn derde rapport aangeven dat op basis van de overgelegde medische stukken voldoende informatie beschikbaar is om over de beperkingen en de blijvende invaliditeit te oordelen en [eiser in de hoofdzaak] heeft daar niets tegenin gebracht. Verder is ook van belang dat de verzekeringsarts anders dan de Italiaanse artsen rekening heeft gehouden met de pre-existente factoren.
4.4
Gelet op het voorgaande zal voor het bepalen van de hoogte van de immateriële schade worden uitgegaan van een blijvende invaliditeit van 7% in plaats van de door [eiser in de hoofdzaak] gestelde 16%. Het door Arubus te vergoeden bedrag dient te worden bepaald aan de hand van de Smartengeldgids. Uitgaande van de aard en de ernst van het letsel en soortgelijk letsel, zoals opgenomen in de Smartengeldgids, acht het gerecht het billijk een bedrag aan immateriële schadevergoeding toe te kennen van € 6.100,-. Het gerecht neemt hierbij in aanmerking dat [eiser in de hoofdzaak] een operatie heeft ondergaan, enige tijd arbeidsongeschikt is geweest en gedurende een lange periode een medische behandeling en een revalidatieproces heeft moeten ondergaan. Verder houdt het gerecht er rekening mee dat [eiser in de hoofdzaak] dagelijks de gevolgen van zijn beperkingen ervaart met betrekking tot de zelfverzorging, moeilijkheden ervaart met het slapen en door het opgelopen letsel zijn hobby’s (motorrijtuig rijden, zwemmen en skiën) niet meer kan uitoefenen. Tot slot wordt in aanmerking genomen dat [eiser in de hoofdzaak] werkzaam is op een cruiseschip en dat het door hem opgelopen letsel hem belemmert in zijn werkzaamheden en het vele reizen en de lange dagen bovendien een negatief effect hebben op zijn medische toestand.
4.5
Het toe te wijzen bedrag van € 6.100,- wordt in euro’s en niet in Arubaanse florijn toegewezen, omdat Aruba anders dan Nederland geen sociale vangnet kent in geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en in Nederland voor het bepalen van de immateriële schadevergoeding daarmee wel rekening wordt gehouden.
4.6
Het gerecht zal Arubus als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. Deze kosten worden tot op heden begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 209,88 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris (2 punten van het liquidatietarief 4).
In vrijwaring
4.7
Arubus stelt dat Treston naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij tot een hoger bedrag verzekerd is, nu Treston een veel hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarvoor zij verzekerd was.
4.8
Treston stelt dat zij niet veroordeelt kan worden om de eventueel door Arubus te betalen bedrag uit te keren, nu de door Arubus afgesloten aansprakelijkheidsverzekering beperkt was tot een bedrag van Afl. 15.000,- per persoon en zij reeds een bedrag van Afl. 47.253,32 heeft uitgekeerd. Treston stelt dat zij daarbij een fout heeft gemaakt, maar dat zij door deze fout naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet het gerechtvaardigd vertrouwen bij Arubus heeft gewekt dat zij tot meer dan Afl. 15.000,- per persoon verzekerd was.
4.9
Partijen hebben ter zitting verzocht zich omtrent het voorgaande schriftelijk uit te laten en het gerecht zal partijen ingevolge artikel 76 Rv. daartoe in de gelegenheid stellen. De zaak staat thans op de rol van 11 september 2019 voor conclusie van repliek in vrijwaring zijdens Arubus en hierna zal Treston in de gelegenheid worden gesteld bij conclusie van dupliek in vrijwaring daarop te reageren.
4.1
De beslissing over de proceskosten in vrijwaring wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
In de hoofdzaak
- veroordeelt Arubus om aan [eiser in de hoofdzaak] te betalen een bedrag van € 6.100,- aan immateriële schade, althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse courant, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2014 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Arubus in de kosten, die tot de datum van de uitspraak aan de kant van [eiser in de hoofdzaak] worden begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 209,88 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
In vrijwaring
- verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 11 september 2019voor conclusie van repliek in vrijwaring;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Verheijen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.