ECLI:NL:OGEAA:2019:566
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
In deze zaak gaat het om een beroep van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie tegen een beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De Minister had op 4 juni 2018 een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ingediend, maar deze aanvraag werd afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de Minister op 4 juli 2018 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft hij op 17 oktober 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht, omdat er geen beslissing was genomen op zijn bezwaarschrift. Verweerder, de instantie die de beschikking had afgegeven, diende op 18 december 2018 een verweerschrift in. De zaak werd behandeld op 17 juni 2019, maar de Minister verscheen niet op de zitting, ondanks een behoorlijke oproep.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de aanvraag van de Minister op 12 december 2018 opnieuw was afgewezen, nadat de eerdere beschikking van 4 juni 2018 was ingetrokken. Het Gerecht oordeelde dat het belang van de Minister bij het beroep was komen te ontvallen, omdat de nieuwe beschikking niet ten voordele van hem was gewijzigd of ingetrokken. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft ook aangegeven dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een veroordeling in de kosten of teruggave van het betaalde griffierecht.
De uitspraak werd gedaan door rechter D.J. Jansen op 9 september 2019, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.