ECLI:NL:OGEAA:2019:566

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
AUA201803284
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd

In deze zaak gaat het om een beroep van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie tegen een beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De Minister had op 4 juni 2018 een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ingediend, maar deze aanvraag werd afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de Minister op 4 juli 2018 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft hij op 17 oktober 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht, omdat er geen beslissing was genomen op zijn bezwaarschrift. Verweerder, de instantie die de beschikking had afgegeven, diende op 18 december 2018 een verweerschrift in. De zaak werd behandeld op 17 juni 2019, maar de Minister verscheen niet op de zitting, ondanks een behoorlijke oproep.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de aanvraag van de Minister op 12 december 2018 opnieuw was afgewezen, nadat de eerdere beschikking van 4 juni 2018 was ingetrokken. Het Gerecht oordeelde dat het belang van de Minister bij het beroep was komen te ontvallen, omdat de nieuwe beschikking niet ten voordele van hem was gewijzigd of ingetrokken. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft ook aangegeven dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een veroordeling in de kosten of teruggave van het betaalde griffierecht.

De uitspraak werd gedaan door rechter D.J. Jansen op 9 september 2019, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.

Uitspraak

Uitspraak van 9 september 2019
Lar nr. AUA201803284

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van

[APPELLANT],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 4 juni 2018 heeft verweerder de aanvraag van appellant ter verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft appellant op 4 juli 2018 bezwaar gemaakt
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift heeft appellant op 17 oktober 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 18 december 2018 een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting behandeld op 17 juni 2019. Alwaar is verschenen verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Bij beschikking van 4 juni 2018 heeft verweerder de aanvraag van appellant ter verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, afgewezen.
2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder bij beschikking van 12 december 2018 de (primaire) beschikking van 4 juni 2018 heeft ingetrokken en de aanvraag van appellant, met een nadere motivering, (wederom) heeft afgewezen. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat appellant daartegen bezwaar heeft aangetekend.
3. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat het belang van appellant bij het onderhavige beroep is komen te ontvallen. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
4. Bij de intrekking van de beschikking van 4 juni 2018 is de aanvraag van appellante wederom afgewezen. De nieuwe beschikking is niet ten voordele van appellant gewijzigd of ingetrokken. Onder deze omstandigheden bestaat voor een veroordeling in de kosten en teruggave van het betaalde griffierecht geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.