In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 20 augustus 2019, wordt het verzoek van verzoekster om haar vader, verweerder, onder curatele te stellen behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.R. Bryson, heeft aangevoerd dat verweerder lijdt aan een geestelijke stoornis, waardoor hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 11 april 2019 is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 juni 2019, waarbij alle betrokken partijen aanwezig waren.
De rechter heeft vastgesteld dat verweerder, ondanks zijn verzet tegen de ondercuratelestelling, lijdt aan beginnende dementie. Dit is bevestigd door verklaringen van verzoekster, andere familieleden en een internist-geriater. De rechter oordeelt dat het verzoek tot ondercuratelestelling gegrond is op artikel 1:378, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt om een meerderjarige onder curatele te stellen wegens een geestelijke stoornis.
Echter, tijdens de zitting is gebleken dat verweerder een zoon heeft, die niet als belanghebbende in het verzoekschrift is vermeld. Hierdoor is deze zoon niet opgeroepen om zijn standpunt kenbaar te maken. De rechter heeft besloten dat voordat een eindbeslissing kan worden genomen, de zoon in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn standpunt te delen. Verzoekster moet een uittreksel uit het Bevolkingsregister van Aruba overleggen om de zoon op te roepen. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.