ECLI:NL:OGEAA:2019:56

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
493 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en ontucht met minderjarigen door een ouder

Op 1 februari 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling en ontucht met zijn kinderen en een nichtje. De zaak betreft meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1996 en 2018. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van zijn kinderen door hen te slaan met handen en wapens, en van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was.

Tijdens de openbare terechtzitting op 11 januari 2019 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de getuigen en de verdachte, heeft het Gerecht geoordeeld dat de mishandeling van de kinderen bewezen kon worden, maar dat het derde feit, dat betrekking had op een andere beschuldiging, niet bewezen kon worden.

Het Gerecht heeft de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn kinderen en de ontuchtige handelingen met zijn nichtje. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het Gerecht heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft bijzondere voorwaarden gesteld aan de voorwaardelijke straf, waaronder het volgen van aanwijzingen van de reclassering.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/06319
Zaaknummer: 493 van 2018
Uitspraak: 1 februari 2019 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. C. Molle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
2.Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak Monel
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van juni 2009 tot en met april 2018 in Aruba zijn kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hen tegen hun lichaam te slaan met zijn handen of vuisten en/of met een of meer wapens in de zin van artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, namelijk een of meer riemen, boomtakken en/of sloffen;
(artikel 2:273 lid 2 jo artikel 2:277 lid 1 sub a van het Wetboek van Strafrecht)
Zaak Nemo
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juni 1996 tot en met 9 juni 2004 in Aruba en/of Venezuela opzettelijk met [slachtoffer 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het door die [slachtoffer 3] laten aanraken en/of vasthouden en/of aftrekken van zijn penis
en/of
- het masseren en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer 3]
en/of
- het wrijven van zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 3];
(artikel 2:202 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2002 tot en met 10 juni 2004 in Aruba opzettelijk met [slachtoffer 4], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het masseren en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer 4];
(artikel 2:202 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van feit 3

Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak Monel
1.
hij op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van juni 2009 tot en met april 2018 in Aruba zijn kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hen tegen hun lichaam te slaan met zijn handen
of vuistenen
/ofmet een of meer wapens in de zin van artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, namelijk
een of meerriemen,
boomtakken en
/ofsloffen;
Zaak Nemo
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juni 1996 tot en met 9 juni 2004 in Aruba en
/ofVenezuela opzettelijk met [slachtoffer 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer malenontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het door die [slachtoffer 3] laten aanraken en
/ofvasthouden en
/ofaftrekken van zijn penis
en
/of
- het masseren en
/ofbetasten van de vagina van die [slachtoffer 3]
en
/of
- het wrijven van zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 3];
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

6.Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1:
* De
verklaring van de verdachte, op 11 januari 2019 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik heb mijn kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een riem en sloffen geslagen. Ik heb [slachtoffer 2] met een tak geslagen. Het was heftig en zij bloedde. Zij kreeg er tekens van. Ik heb [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met mijn hand geslagen. Ik heb hen meerdere keren geslagen.
* Een proces-verbaal van aangifte [aangeefster], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 juni 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1], hoofdagent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Centrale Recherche, en te werk gesteld bij de Jeugd en Zeden Politie , voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangeefster [aangeefster], -zakelijk weergegeven-:
[Verdachte] heeft verschillende strafbare feiten tegen mijn kinderen gepleegd. [Verdachte] is mijn ex-echtgenoot. [slachtoffer 1] werd meermalen door hem mishandeld. [Verdachte] maakte gebruik van een riem, een stuk hout en soms een slof om [slachtoffer 1] te slaan. [slachtoffer 2] werd door hem geslagen. Hij sloeg [slachtoffer 1] en ik heb hematomen op zijn lichaam gezien. [slachtoffer 1] vertelde mij dat zijn been een keer helemaal doof was, nadat hij door zijn vader mishandeld werd. [Verdachte] sloeg [slachtoffer 2] met een riem of een slof. Een keer sloef hij [slachtoffer 2] met een takje van de kwihiboom. Zij liep enkele bloedwondjes aan haar bovenbeen aan.
Feit 2:
* Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 juni 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 2], hoofdagent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Centrale Recherche, en te werk gesteld bij de Jeugd en Zeden Politie , voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangeefster [slachtoffer 3], -zakelijk weergegeven-:
Ik, [slachtoffer 3] geboren op 10 juni 1992, herinner mij dat ik sinds ik geheugen heb, [verdachte], toentertijd echtgenoot van mijn halfzus [aangeefster], mij seksueel aanraakte en mij hem ook liet aanraken. Ik woonde bij mijn oudtante. [Verdachte] en [aangeefster] woonden daar ook. Hij nam mij in de slaapkamer wanneer niemand anders thuis was en bevoelde mijn vagina. Ik herinner mij dat ik toen op de peuterschool zat. Hij nam mij naar zijn slaapkamer en daar liet hij mij al mijn kleren uittrekken. Vervolgens bevoelde hij mijn vagina. Hij liet mij ook zijn penis bevoelen. Hij liet zijn stijve penis in mijn hand en zei tegen mij wat ik met zijn penis moet doen. Er waren gevallen waarin hij mijn vagina eerst bevoelde en daarna zijn penis in mijn hand zette. Ik moest hem aftrekken totdat hij klaarkwam. Hij zet zijn penis in mijn hand en hij houdt mijn hand in zijn penis vast en masturbeert zichzelf met mijn hand totdat hij een zaadlozing krijgt. Wanneer hij mij als eerst aanraakt, zet hij zijn hand aan mijn vrouwelijk geslachtsdeel en masseert die helemaal en ook tussen mijn schaamlippen. Hij liet mij naakt op hun bed liggen en verspreidde mijn benen. Toen ik 4 of 5 jaar oud was begon hij dat met mij te doen. Tussen de periode dat ik 4 of 5 jaar was en totdat ik 9 jaar oud was bracht hij mij naar de slaapkamer en masseerde hij mijn vagina en zette zijn penis in mijn hand en liet hij mij hem masturberen door mijn hand vast te houden en voor en achter over zijn penis te bewegen totdat hij een zaadlozing krijgt. Een keer dat wij naar Venezuela zijn gegaan , reden wij in een Pick up van 1 cabine waarin alleen drie personen in de cabine konden. [Verdachte] en ik gingen in de achterbak liggen. [Verdachte] pakte mijn hand toen vast en stopte die in zijn ondergoed. Hij zette zijn stijve penis in mijn hand en hij liet mij hem masturberen totdat hij klaarkwam in mijn hand. Ik was in de zesde klas onderbouw. Ik was 11 jaar oud volgens mij. Mijn hand was besmeert met sperma. De laatste keer dat [verdachte] mij misbruikte waren wij in de auto. Hij streelde mij bij mijn vagina. Het gebeurde wel boven mijn kleding. Ik was 12 jaar oud. Toen ik 8 of 9 jaar oud was liet hij mij op hun bed gaan liggen en had al mijn kleren uitgetrokken. Hij wreef met zijn penis op en neer tegen mijn vagina en tussen mijn schaamlippen.
* Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 28 juni 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 2], hoofdagent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Centrale Recherche, en te werk gesteld bij de Jeugd en Zeden Politie, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
[Slachtoffer 3] (het Gerecht: [slachtoffer 3]) en ik waren in Venezuela en wij zaten achter in een bak van een vrachtauto. [slachtoffer 3] raakte mijn intieme deel aan en ik raakte haar intieme deel ook aan en zij had haar hand ook in mijn broek gestoken. Zij greep mijn intieme deel vast met haar hand en speelde ermee.
Een paar maanden voor dit geval in Venezuela, was [slachtoffer 3] in mijn kamer (het Gerecht: in Aruba) gekomen. Ik lag op bed en was alleen. Zij begon haar jurk op te trekken en haar panty uit te trekken tot haar knieën, en ik begon mijn broek uit te trekken.

7.Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 1
Het gerecht acht, gelet op de aangifte en hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen met riemen, takken en sloffen heeft geslagen. Het gerecht is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de aangifte er niet enkel sprake van is geweest dat verdachte corrigerende tikken heeft uitgedeeld, zoals door de verdachte ter terechtzitting is aangevoerd. Vast is komen te staan dat de slachtoffers meermalen door de verdachte werden geslagen in een situatie waar van opvoedkundig corrigeren, wat daar verder ook van zij, geen sprake was. Uit de bewijsmiddelen is voorts voldoende gebleken dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pijn hebben ondervonden. [slachtoffer 2] is zelfs zodanig door de verdachte met een tak geslagen, dat zij bloedende tekens op haar lichaam kreeg. Naar het oordeel van het gerecht is derhalve van mishandeling sprake geweest.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is naar het oordeel van het gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn nichtje [slachtoffer 3], die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, meermalen en gedurende een langere periode seksueel heeft betast. Het gerecht acht de verklaring van de verdachte, dat het incident in Venezuela - waarbij de verdachte zich achter in een truck, in het bijzijn van zijn slapende echtgenote, seksueel heeft laten bevredigen door zijn 11-jarig nichtje en haar ook seksueel heeft betast - de enige keer was en dat dit op initiatief van het 11-jarig meisje gebeurde, gelet op de aard van dit misbruik en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, volstrekt ongeloofwaardig. Deze verklaring van de verdachte is verder niet alleen in strijd met de verklaring van [slachtoffer 3], maar ook in strijd met zijn eigen verklaring, daar waar hij verklaart over het eerdere incident in zijn slaapkamer in Aruba, waarbij de verdachte zijn broek heeft uitgetrokken en de toen 10 of 11-jarige [slachtoffer 3] haar onderbroekje (panty) heeft uitgedaan. Aldus gaat het gerecht voorbij aan de verklaring van de verdachte dat het seksueel misbruik maar een keer heeft plaatsgevonden.

8.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, begaan tegen zijn kinderen, meermalen gepleegd
strafbaar gesteld bij artikel 2:273 lid 2 juncto artikel 2:277 lid 1 sub a van het Wetboek van Strafrecht
Feit 2: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
strafbaar gesteld bij artikel 2:202 van het Wetboek van Strafrecht
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

10.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zijn twee kinderen stelselmatig en gedurende een lange periode met riemen, takken en sloffen geslagen. Het gerecht acht het kwalijk dat de verdachte de twee slachtoffers met verschillende harde voorwerpen heeft geslagen om hen –aldus de verdachte- te corrigeren in hun gedrag. Dergelijke handelingen passen geenszins in de opvoeding van kinderen en gaan de zogenaamde ‘corrigerende tik’, voor zover die al zou zijn toegestaan, ver te buiten.
De gebeurtenissen zijn voor de beide slachtoffers pijnlijk en beangstigend geweest. Deze mishandelingen hebben veelal in de eigen woning plaatsgehad. De eigen woning en de opvoeder zijn juist bij uitstek de plaats en de persoon waar de kinderen zich veilig en geborgen (bij) moeten kunnen voelen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van misdrijven als deze hiervan naast lichamelijke letsel ook psychische schade oplopen. Het gerecht rekent het de verdachte aan dat hij geweld heeft gebruikt tegen minderjarige kinderen voor wie hij een verantwoordelijkheid had voor het bieden en handhaven van een veilige leefomgeving.
Voorts heeft de verdachte in een periode van 8 jaar een kind seksueel misbruikt. Zij was 4 jaar oud toen hij haar voor het eerst seksueel betastte. De verdachte liet zich niet door angst van het kind weerhouden om zijn seksuele behoeften te bevredigen. Door dit handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het kind en haar normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat het plegen van ontuchtige handelingen ook langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 30 oktober 2018, niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een misdrijf.
Het gerecht heeft met betrekking tot de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de door de officier van justitie genoemde richtlijnen van het openbaar ministerie. Als uitgangspunt heeft dan te gelden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden tot 36 maanden.
Het gerecht houdt er verder rekening mee dat de feiten zich langere tijd geleden hebben afgespeeld.
Het gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten acht het gerecht het noodzakelijk dat naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte wordt opgelegd teneinde hem ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan een vergelijkbaar strafbaar feit. Het gerecht zal een proeftijd van twee jaar opleggen om de verdachte gedurende langere tijd te kunnen blijven volgen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12.BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vierentwintig (24) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
te weten twaalf (12) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
twee (2) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de stichting reclassering en jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, (zittingsgriffier), en op 1 februari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: