In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, geboren in respectievelijk 2014 en 2017. Het verzoek is ingediend door de Voogdijraad, die de ontheffing van het gezag van de moeder heeft verzocht op grond van haar ongeschiktheid om te zorgen voor de kinderen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 oktober 2018 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 februari 2019. Tijdens deze zitting waren de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig.
De feiten tonen aan dat de minderjarigen sinds 9 februari 2018 in een pleeggezin verblijven, nadat zij eerder onder toezicht waren gesteld. De moeder heeft gedurende deze periode geen vooruitgang geboekt in haar situatie en heeft geen contact willen onderhouden met de gezinsvoogd. De gezinsvoogd heeft in haar rapportage aangegeven dat de moeder ongeschikt is om voor de kinderen te zorgen en dat er geen perspectief is voor terugplaatsing bij de moeder. De ouders hebben zich verzet tegen de ontheffing, maar het gerecht heeft geconcludeerd dat de belangen van de kinderen voorop staan.
Uiteindelijk heeft het gerecht besloten om de moeder te ontheffen van het gezag over de minderjarigen en de pleegmoeder tot voogdes te benoemen. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die de moeder zou kunnen aanwenden.