ECLI:NL:OGEAA:2019:556

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201803369
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van gezag over minderjarigen en benoeming van pleegmoeder tot voogdes

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, geboren in respectievelijk 2014 en 2017. Het verzoek is ingediend door de Voogdijraad, die de ontheffing van het gezag van de moeder heeft verzocht op grond van haar ongeschiktheid om te zorgen voor de kinderen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 oktober 2018 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 februari 2019. Tijdens deze zitting waren de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig.

De feiten tonen aan dat de minderjarigen sinds 9 februari 2018 in een pleeggezin verblijven, nadat zij eerder onder toezicht waren gesteld. De moeder heeft gedurende deze periode geen vooruitgang geboekt in haar situatie en heeft geen contact willen onderhouden met de gezinsvoogd. De gezinsvoogd heeft in haar rapportage aangegeven dat de moeder ongeschikt is om voor de kinderen te zorgen en dat er geen perspectief is voor terugplaatsing bij de moeder. De ouders hebben zich verzet tegen de ontheffing, maar het gerecht heeft geconcludeerd dat de belangen van de kinderen voorop staan.

Uiteindelijk heeft het gerecht besloten om de moeder te ontheffen van het gezag over de minderjarigen en de pleegmoeder tot voogdes te benoemen. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die de moeder zou kunnen aanwenden.

Uitspraak

Beschikking van 20 augustus 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201803369
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
procederend in persoon,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[minderjarige 1],geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba, de dochter,
[minderjarige 2],geboren op [geboortedatum] 2017 in Aruba, de zoon,
hierna samen ook te noemen: de minderjarigen,
[vader], de vader,
[pleegmoeder],de pleegmoeder, tevens voorgestelde voogdes,
Fundacion Guia Mi,de gezinsvoogdes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 23 oktober 2018,
  • het verzoek wijziging petitum, ingediend op 1 februari 2019
  • de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 5 februari 2019, in aanwezigheid van de moeder en de vader, en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, mevrouw [raadsonderzoeker] en namens Fundacion Guia Mi, mevrouw [X],
  • de bereidheidsverklaring van de voorgestelde voogdes, ingediend op 12 februari 2019.
2.DE FEITEN
2.1
Ten aanzien van de dochter staat alleen het moederschap vast. De zoon is geboren uit de affectieve relatie tussen de moeder en de vader, en is door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarigen alleen uit.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 17 oktober 2017 (behorend bij EJ nr. 1723 van 2017/AUA201702007) zijn de minderjarigen voor de duur van één jaar onder toezicht gesteld, en daarbij uit huis geplaatst.
2.3
De minderjarigen zijn vanaf 9 februari 2018 geplaats in een pleeggezin, bij het echtpaar [pleegmoeder] en [naam man].

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe de moeder van het gezag over de minderjarigen te ontheffen en de pleegmoeder als voogdes te benoemen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan de rechter - op verzoek van de Voogdijraad - een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, op grond dat hij ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet.
Ingevolge artikel 1:268, lid 1 van het BWA, wordt ontheffing niet uitgesproken indien de ouder zich daartegen verzet. Deze regel leidt slechts uitzondering indien er sprake is van een van de situaties als bedoeld in lid 2, onder a tot en met d, van dit artikel.
4.2
De moeder en de vader verzetten zich tegen de verzochte ontheffing. Zij stellen zich op het standpunt dat ze anders dan voorheen nu wel open staan voor begeleiding en hulp in het kader van de ondertoezichtstelling. Volgens de moeder was zij boos op de gezinsvoogdes vanwege de situatie en heeft ze daarom bewust afstand gehouden van de gezinsvoogdes. Ze is nu wijzer en verstandiger geworden en beseft dat zij moet meewerken met de gezinsvoogd ten behoeve van haar kinderen, dat ze niet alleen aan zichzelf en haar eigen verdriet moet denken en dat zij met deze opstelling alleen zichzelf benadeelt.
De vader heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij de kinderen niet heeft opgezocht tijdens de uithuisplaatsing omdat hij zich ongemakkelijk voelde met de situatie. Hij wil nog een kans krijgen om begeleid te worden.
4.3
De gezinsvoogdes heeft ter zitting aangevoerd dat zij meermalen hetzelfde verhaal van de ouders heeft gehoord en dat ze er niet meer in gelooft. De ouders hebben vaker gezegd dat ze zijn veranderd en nu wel begeleiding willen, maar het komt er nooit van. Zo heeft de vader vanaf het begin geen begeleiding geaccepteerd en heeft ook geen contact gezocht met de minderjarigen. De moeder had weinig of bijna geen contact met de gezinsvoogdes en de minderjarigen, ze houdt zich niet aan de afspraken en wil geen begeleiding of psychologische behandeling.
In het rapport van de gezinsvoogdes van 10 september 2018 staat verder voor zover hier van belang nog het volgende. Het is de moeder gedurende de ondertoezichtstelling niet gelukt haar leven op orde te krijgen. Zij is niet te begeleiden omdat zij geen contact met de gezinsvoogd wil, en ze weigert aangemeld te worden voor psychologische hulp, terwijl ze zelf aangeeft dat ze depressief is en veel om de kinderen huilt. Zowel haar financiële situatie als emotionele stabiliteit is een zorg. Zij heeft in het afgelopen jaar geen vooruitgang geboekt en is nog in dezelfde situatie als aan het begin van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft ook weinig steun aan de vader, en ziet niet in dat zij haar kinderen geen stabiliteit kan bieden. Zij beschikt niet over alle vaardigheden om haar kinderen in een gezonde en veilige omgeving op te voeden, en de ontwikkeling van de minderjarigen wordt bedreigd. De gezinsvoogdes concludeert, dat de moeder ongeschikt is en dat niet is te verwachten dat er binnen afzienbare tijd verandering zal komen in haar situatie.
Ten aanzien van de minderjarigen schrijft de gezinsvoogdes dat zij allebei sinds hun plaatsing bij het pleeggezin, grote vooruitgang hebben geboekt. Ze hebben het daar naar hun zin en worden goed verzorgd door de pleegouders.
4.4
Het gerecht overweegt het volgende.
4.4.1
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende vast komen te staan dat de moeder ongeschikt of onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarigen te vervullen.
4.4.2
Er is hier sprake van de situatie als bedoeld in artikel 1:268 lid 2 aanhef en onder a BW, te weten dat na een ondertoezichtstelling van langer dan een jaar met uithuisplaatsing, is gebleken dat deze maatregel, door de ongeschiktheid of onmacht van de moeder om haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, onvoldoende is om de minderjarigen voor zedelijke of lichamelijke ondergang te behoeden.
4.4.3
Gebleken is immers dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing thans – na ruim anderhalf jaar – nog onverminderd aanwezig zijn. Voorts is gebleken dat er geen redelijk perspectief bestaat voor terugplaatsing van de minderjarigen bij de moeder. De moeder heeft ruim anderhalf jaar lang het belang van begeleiding en (psychologische) hulp niet ingezien, zodat het gerecht aan haar ter zitting uitgesproken bereidheid om thans wel hulp en begeleiding te aanvaarden, weinig waarde hecht. Het gerecht acht het ook niet in het belang van de minderjarigen dat zij bij de moeder terug worden geplaatst.
4.5
Het verzoek tot ontheffing van de moeder van het gezag over de minderjarigen, zal dan ook worden toegewezen.
4.6
In het gezag over de minderjarigen dient dan te worden voorzien. De pleegmoeder is bereid de voogdij over de minderjarigen te aanvaarden. Nu overigens niet is gebleken van bezwaren hiertegen, zal het gerecht het verzoek van de Voogdijraad om genoemde persoon tot voogd te benoemen, toewijzen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
ontheft de moeder [moeder] van het gezag over de minderjarigen:
- [ minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba en
- [ minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2017 in Aruba,
benoemt [pleegmoeder] tot voogdes over voornoem de minderjarigen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 20 augustus 2019 door de rechter mr. N.K. Engelbrecht in tegenwoordigheid van de griffier.