ECLI:NL:OGEAA:2019:554

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201801391
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba inzake gezagswijziging en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige, ingediend door de vader. De minderjarige, geboren in 2012, is erkend door de vader en woont sinds september 2017 in Argentinië, waar de moeder het gezag uitoefent. De vader verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling. De moeder betwistte de bevoegdheid van het Arubaanse gerecht, stellende dat de minderjarige niet in Aruba woont en dat de overeenkomst tussen partijen onder een verkeerde voorstelling van zaken is aangegaan. Het gerecht heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba, dat bepaalt dat de rechter geen rechtsmacht heeft indien er onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba is. Aangezien de minderjarige in Argentinië woont, heeft het gerecht geconcludeerd dat er geen rechtsmacht is en zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek. De beschikking is gegeven door rechter N.K. Engelbrecht, ter zitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 20 augustus 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201801391.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: aanvankelijk de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, thans de advocaat mr. D.G. De Sousa Croes,
tegen
[Verweerster],
wonende in Argentinië,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
Belanghebbende:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in Aruba,
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 23 mei 2018,
  • de akte uitlating zijdens verzoeker, ingediend op 5 maart 2019,
  • de antwoordakte zijdens verweerster, ingediend op 16 april 2019.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige is geboren uit een affectieve relatie tussen partijen en is door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.
2.2
De moeder en de minderjarige zijn op 27 september 2017 uitgeschreven van het bevolkingsregister van Aruba met als bestemming Buenos Aires, Argentinië.

3.DE STANTPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast, en tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige.
Bij zijn akte van 5 maart 2019 heeft de vader een door partijen ondertekende
“Plan Parental”overgelegd en verzocht deze in een proces-verbaal op te nemen, waarna de procedure kan worden geroyeerd.
3.2
De moeder heeft zich in haar antwoordakte ten exceptieve op het standpunt gesteld dat dit gerecht ex artikel 429 ba Rv niet bevoegd is, nu de minderjarige niet in Aruba woont maar in Argentinië. Ten principale heeft de moeder zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst, zoals door de vader is overgelegd, is aangegaan onder een verkeerde voorstelling van zaken, en dat de geldigheid daarvan in een lopende gerechtelijke procedure in Argentinië aan de orde zal worden gesteld.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gelet op de omstandigheid dat de minderjarige inmiddels – en nog voordat onderhavig verzoek is ingediend – niet meer in Aruba woont, is allereerst aan de orde de vraag of het gerecht rechtsmacht heeft in deze zaak.
4.2
Ingevolge artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba (Rv) komt aan de rechter geen rechtsmacht toe, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba heeft. Van de relevante aanknopingspunten in zaken betreffende minderjarige kinderen moet het zwaarste - en doorgaans doorslaggevend - gewicht worden toegekend aan de gewone verblijfplaats van de minderjarigen, zijnde het uitgangspunt in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 (en ook in de opvolger daarvan, het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996). Ligt de gewone verblijfplaats van het kind, zoals in dit geval, buiten Aruba, dan komt de Arubaanse rechter geen rechtsmacht toe.
4.3
In dit geval is gebleken dat de minderjarige vanaf september 2017 in Argentinië woont, zodat onderhavig verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba heeft. Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 20 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.