In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige, ingediend door de vader. De minderjarige, geboren in 2012, is erkend door de vader en woont sinds september 2017 in Argentinië, waar de moeder het gezag uitoefent. De vader verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling. De moeder betwistte de bevoegdheid van het Arubaanse gerecht, stellende dat de minderjarige niet in Aruba woont en dat de overeenkomst tussen partijen onder een verkeerde voorstelling van zaken is aangegaan. Het gerecht heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba, dat bepaalt dat de rechter geen rechtsmacht heeft indien er onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba is. Aangezien de minderjarige in Argentinië woont, heeft het gerecht geconcludeerd dat er geen rechtsmacht is en zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek. De beschikking is gegeven door rechter N.K. Engelbrecht, ter zitting in aanwezigheid van de griffier.