ECLI:NL:OGEAA:2019:546
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een vordering tot betaling van een voorschot in kort geding met betrekking tot een arbeidsovereenkomst en ontslagvergoeding
In deze zaak heeft [Eiser] een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Utilities Aruba N.V. met het verzoek om veroordeling tot betaling van een voorschot op een geldvordering. [Eiser] stelt dat hij recht heeft op een contractueel overeengekomen ontslagvergoeding, maar dat Utilities niet aan deze verplichting heeft voldaan. De arbeidsovereenkomst van [Eiser] is eerder ontbonden door het Gerecht, waarbij een vergoeding van Afl. 166.541,- bruto is toegekend. [Eiser] vordert nu een totaalbedrag van Afl. 239.271,84 netto, inclusief bedragen aan de belastingdienst en pensioenverzekeraar.
Het Gerecht heeft de vordering van [Eiser] afgewezen. Het Gerecht oordeelt dat niet aan de voorwaarden voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is voldaan. Er moet sprake zijn van een spoedeisend belang, een voldoende aannemelijke vordering en een afweging van het restitutierisico. Het Gerecht concludeert dat de omvang van de vordering onvoldoende is komen vast te staan, vooral gezien het feit dat er al een substantieel bedrag aan [Eiser] is toegekend in de ontbindingsprocedure. Het Gerecht wijst de vordering af en veroordeelt [Eiser] in de proceskosten, die aan de kant van Utilities worden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde.