ECLI:NL:OGEAA:2019:529

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201700206
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering slijtvergunning op basis van openbare orde en goede zeden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in het beroep van Infinite Sunshine Trading N.V. tegen de weigering van de Minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport om een slijtvergunning te verlenen. De aanvraag voor de vergunning werd in eerste instantie op 14 juli 2015 afgewezen, waarna appellante bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 3 februari 2017 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door appellante op 17 maart 2017. De zaak werd behandeld op 13 mei 2019, waarbij de gemachtigde van de appellante niet aanwezig was, maar de verweerder wel vertegenwoordigd was.

De weigering van de vergunning was gebaseerd op bezwaren van omwonenden en de vrees voor overlast door alcoholverkoop. Het gerecht overwoog dat de belangen van de openbare orde, goede zeden en publieke rust in de weg stonden aan het verlenen van de vergunning. De appellante voerde aan dat er geen bewijs was dat de alcoholverkoop bij haar meer problemen zou opleveren dan bij andere supermarkten in de buurt. Het gerecht oordeelde echter dat de reeds ervaren overlast zou verergeren door de alcoholverkoop en dat de bestreden beslissing voldoende gemotiveerd was.

Uiteindelijk verklaarde het gerecht het beroep ongegrond, en werd de beslissing van de verweerder bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van de openbare orde en de goede zeden in de beoordeling van vergunningaanvragen voor alcoholverkoop.

Uitspraak

Uitspraak van 19 augustus 2019
LAR nr. AUA201700206

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de naamloze vennootschap
INFINITE SUNSHINE TRADING N.V.,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, OUDERENZORG EN SPORT,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).
Derde-belanghebbenden:
[belanghebbende1],[belanghebbende2], [belanghebbende3], [belanghebbende4] en
[belanghebbende5].

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 14 juli 2015 heeft verweerder een verzoek van appellante om haar een slijtvergunning te verlenen afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft appellante bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 3 februari 2017 (bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellante op 17 maart 2017 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft op 23 juni 2017, 23 augustus 2017 en 20 april 2018 stukken ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 13 mei 2019, alwaar verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde. Van de zijde van derde-belanghebbende zijn verschenen [belanghebbende4], [belanghebbende2] en [belanghebbende6].
Bij brief van 12 mei 2019 heeft appellante te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
Uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Procedureel

1.1
Bij brief van 9 mei 2019 heeft de gemachtigde van appellante verzocht om uitstel van de behandeling omdat de directeur/aandeelhouder van appellante niet aanwezig zou kunnen zijn. Als reden hiervoor zijn familieomstandigheden genoemd.
1.2
Op 10 mei 2019 heeft het gerecht het uitstelverzoek afgewezen.
1.3
Het gerecht overweegt dat uitstel is verzocht van de behandelingen ter zitting van 3 juli 2017, 23 oktober 2017, 19 februari 2018, 23 april 2018 en 17 september 2018. Door appellante is drie keer uitstel verzocht (3 juli 2017, 23 april 2018 en 17 september 2018). Deze verzoeken zijn gehonoreerd. De behandeling ter zitting van 25 februari 2019 is eveneens uitgesteld.
1.4
Het gerecht overweegt voorts dat appellante een rechtspersoon is en dat er geen beletsel is voor vertegenwoordiging ter zitting van 13 mei 2019 door haar gemachtigde.
1.5
Gelet op het voorgaande verzet de goede procesorde zich tegen het opnieuw verlenen van uitstel van behandeling ter zitting.
Feiten
2.1
Sedert 7 oktober 2011 staat appellante ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met de handelsnaam Harmony Supermarket, op het adres [adres] te Oranjestad.
2.2
Bij brief van 5 september 2013 hebben derde-belanghebbenden kenbaar gemaakt bezwaren te hebben tegen de verlening van een slijtvergunning aan appellante.
2.3
Op 19 september 2013 heeft appellante een aanvraag om verlening van een slijtvergunning ingediend.
2.4
In een brief van 11 november 2013 heeft de Hoofdcommissaris van Politie te kennen gegeven dat er bezwaren bestaan tegen verlening van een slijtvergunning aan appellante. De Hoofdcommissaris heeft toegelicht dat het bedrijf gevestigd is op een perceel tussen verschillende bewoonde huizen, dat de vrees bestaat dat bij het inwilligen van de aanvraag het rustig en vreedzaam levensgenot van de omwonenden verloren zal gaan omdat het bedrijf tot laat in de avonduren open zal zijn en alcoholische dranken zal verkopen met alle gevolgen van dien.
In een proces-verbaal van 11 november 2013 heeft een politiebeambte de inhoud van met buurtbewoners over de supermarkt gevoerde gesprekken opgenomen.
2.5
Bij primaire beschikking van 14 juli 2015 heeft verweerder de aanvraag afgewezen op drie gronden:
Er zijn door omwonenden bezwaren ingediend tegen het verlenen van de verzochte vergunning;
De aanvrager beschikt niet over een door de directeur DOW goedgekeurde bouwtekening en bouwvergunning voor het gebouw;
De bestemming van het gebouw komt niet overeen met het beoogde gebruik daarvan als minimarket.
2.6
De bezwaaradviescommissie Landsverordening administratieve rechtspraak (commissie) heeft op 2 september 2016 een hoorzitting gehouden. In het advies van 1 december 2016 heeft de commissie over afwijzingsgrond a (zie 2.5) overwogen dat van de zijde van de politie er op de hoorzitting is gewezen dat het een feit van algemene bekendheid is dat men zich niet houdt aan de sluitingstijden voor alcoholverkoop en dat de gekochte alcohol ter plaatse buiten wordt genuttigd. Tevens is van de zijde van de politie gesteld dat de ervaring uitwijst dat omwonenden in het algemeen veel overlast ondervinden van alcoholverkoop bij minimarkets in woonwijken. In dit geval zijn van een groot aantal omwonenden klachten ontvangen over het af- en aanrijden van klanten, waarbij er op is gewezen dat in de naaste omgeving al een groot aantal vergelijkbare etablissementen is gevestigd. De commissie meent daarom dat het economisch belang van appellante niet opweegt tegen de belangen van de omwonenden, mede gezien het grote aantal personen dat bezwaar heeft aangetekend tegen de vestiging van de minimarket.
De commissie overweegt verder dat de afwijzingsgronden b en c geen stand kunnen houden. Omdat de afwijzingsgrond a gehandhaafd blijft, adviseert de commissie het bezwaar ongegrond te verklaren.
2.7
In de bestreden beschikking heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, met verwijzing naar het advies van de commissie voor de motivering.
Gronden van bezwaar
3. Appellante voert aan dat in de bestreden beschikking niet is gesteld welk onderzoek heeft plaatsgehad onder buurtbewoners en waaruit hun klachten zouden bestaan. Voorts zijn er in de nabijheid vijf andere supermarkten met slijtvergunning. Niet is gesteld of aangetoond dat drankverkoop bij appellante meer problemen zou opleveren dan bij de andere supermarkten.
Er mag niet zomaar vanuit gegaan worden dat appellante zich niet aan de regels zou houden. Mocht dit het geval zijn, dan kan verweerder de benodigde maatregelen nemen.
De weigering de vergunning te verlenen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid en de beginselen van behoorlijk bestuur.
Regelgeving
4.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Vergunningsverordening mag de verkoop van sterke drank niet plaatsvinden dan krachtens en anders dan overeenkomstig een vergunning of toestemming, verleend op grond van deze landsverordening.
4.2
Ingevolge het tweede lid mag de verkoop van zwak-alcoholische drank in het klein niet plaatsvinden dan krachtens en anders dan overeenkomstig een vergunning of toestemming, verleend op grond van deze landsverordening.
4.3
Ingevolge artikel 14 geeft een slijtvergunning de houder recht tot de verkoop in het klein van sterke drank en zwak-alcoholische drank, uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse voor welke de vergunning geldt.
4.4
Artikel 22 beschrijft de procedure voor het horen van de naaste buren indien deze bezwaren hebben kenbaar gemaakt.
4.5
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder i, wordt de vergunning geweigerd indien het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust zulks vergt.
Geschil
5. In geschil is of verweerder in redelijkheid heeft kunnen weigeren de gevraagde vergunning te verlenen wegens het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust. Nu verweerder de weigering in de bestreden beslissing niet langer baseert op de in 2.4 genoemde gronden b en c, zullen deze gronden onbesproken blijven.
Beoordeling
6.1
Het gerecht overweegt dat appellante terecht stelt dat aan de bestreden beslissing niet ten grondslag kan worden gelegd dat ondernemers aan wie een slijtvergunning is verleend zich in het algemeen niet houden aan de sluitingstijden voor alcoholverkoop en dat in de praktijk de gekochte alcohol ter plaatse buiten wordt genuttigd. Deze aspecten komen, voor zover nodig, aan de orde bij de controle op de naleving van de vergunningvoorwaarden, maar kunnen niet ten grondslag worden gelegd aan de weigering om de vergunning te verlenen.
6.2
Blijkens het later overgelegde proces-verbaal van 11 november 2013 (zie 2.3) is de procedure voor het horen van de naaste buren gevolgd. De beroepsgrond over de procedure treft daarom geen doel.
6.3
Het gerecht overweegt vervolgens dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de directe omgeving van het perceel met adres [adres] te Oranjestad gelegen is in een woonwijk en dat het perceel, in ieder geval oorspronkelijk, zelf ook een woonbestemming had. Er is onvoldoende parkeerruimte voor een bedrijfsbestemming. Uit de verklaringen van de buurtbewoners blijkt verder dat er reeds sprake is van overlast. Bovendien is er geen algemeen belang bij het toestaan van alcoholverkoop op deze locatie omdat in de directe omgeving reeds voldoende verkooppunten zijn.
6.4
Op grond van het voorgaande oordeelt het gerecht dat de bestreden beslissing voldoende deugdelijk is gemotiveerd. In redelijkheid heeft verweerder tot het oordeel kunnen komen dat het belang van de openbare orde, de goede zeden en de publieke rust in de weg staan aan het verlenen van de gevraagde vergunning. Het ligt in de rede dat de reeds ervaren overlast zal verergeren door alcoholverkoop toe te staan.
7. Gezien het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat gelet hierop geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 19 augustus 2019, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).