ECLI:NL:OGEAA:2019:524

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201800248
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaarschrift en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door appellante, Calabas Hotels N.V., is ingediend tegen een administratieve boete opgelegd door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De boete, ter hoogte van Afl. 171.833,20, was opgelegd op 14 september 2015. Appellante diende op 27 oktober 2015 een bezwaarschrift in, wat buiten de wettelijke termijn viel. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en begon op 15 september 2015, eindigend op 26 oktober 2015. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en dat de bepalingen omtrent de termijn van openbare orde zijn, wat betekent dat deze niet buiten beschouwing kunnen worden gelaten door het gerecht of de verweerder.

Appellante heeft betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en dat er geen geschil bestaat over de ontvankelijkheid van het bezwaar. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. De rechter heeft de beslissing op bezwaar van 15 december 2017 vernietigd en het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellante, begroot op Afl. 1.500, en dient het griffierecht van Afl. 25 aan appellante te worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 26 augustus 2019.

Uitspraak

Uitspraak van 26 augustus 2019
Lar nr. AUA201800248

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

CALABAS HOTELS N.V.,

wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Pieters,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 15 december 2017 heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen een administratieve boetebeschikking van 14 september 2015, ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft appellante op 24 januari 2018 beroep bij het gerecht ingesteld.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2018. Partijen zijn bij hun gemachtigden verschenen.
Appellante heeft op 20 augustus 2018 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de behandeling van de zaak voortgezet op 12 november 2018. Partijen zijn bij hun gemachtigden verschenen.
Appellante heeft op 13 mei 2019 een akte ingediend.
Het gerecht heeft de behandeling van de zaak wederom voortgezet op 3 juni 2019. Partijen zijn bij hun gemachtigden verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij beschikking gedagtekend 14 september 2015 heeft de ambtenaar belast met het opleggen van boetes als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (Ltuv), aan appellante een administratieve boete opgelegd ter hoogte van Afl. 171.833,20.
1.2
Tegen deze beschikking heeft appellante op 27 oktober 2015 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend.
1.3
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 19 februari 2016 een beroepschrift ingediend.
1.4
Bij uitspraak van dit gerecht van 21 november 2016 (Lar nr. 335 van 2016) heeft het gerecht de fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar vernietigd en bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante.
1.5
Op 1 juni 2017 heeft appellante bij het gerecht een verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
1.6
Bij uitspraak van dit gerecht van 18 september 2017 (AUA201701087) heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van de uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante en dat verweerder een dwangsom aan appellante verbeurt per dag dat verweerder hiermee in gebreke blijft.
1.7
Bij beslissing op bezwaar van 15 december 2017 heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
2.2
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
Ontvankelijkheid van het bezwaarschrift
3. Blijkens de op de beschikking (zie 1.1) gestelde datumstempel, is de beschikking gedagtekend op 14 september 2015. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is derhalve aangevangen op 15 september 2015 en geëindigd op 26 oktober 2015. Nu appellante het bezwaarschrift op 27 oktober 2015 heeft ingediend, is het bezwaar niet tijdig ingesteld.
4. Appellante betoogt dat de termijnoverschrijding, gelet op de volgende omstandigheden, verschoonbaar is.
Appellante betoogt dat in de fase waarin de procedure zich thans bevindt een termijnoverschrijding van het bezwaar niet meer aan haar kan worden tegengeworpen. Voorts betoogt appellante dat tussen partijen geen geschil bestaat over de ontvankelijkheid van het bezwaar. De zaak heeft een zaaksoverschrijdend maatschappelijk en juridisch belang. Het gerecht heeft reeds in de uitspraken van 21 november 2017 (zie 1.4) en 18 september 2017 (zie 1.6) (impliciet) geoordeeld dat het bezwaar ontvankelijk is. Appellante verzoekt subsidiair om het bezwaarschrift van 27 oktober 2015 aan te merken als een verzoek om terug te komen op de beschikking van 14 september 2015.
5.1
Het gerecht overweegt als volgt. De bepalingen met betrekking tot de termijn van het instellen van het bezwaarschrift, neergelegd in artikelen 11, eerste lid, en 12, eerste lid, van de Lar, zijn van openbare orde. Dit betekent dat verweerder noch het gerecht bevoegd is om deze bepalingen buiten beschouwing te laten.
5.2
Anders dan appellante stelt heeft het gerecht in de uitspraken van 21 november 2017 (zie 1.4) en 18 september 2017 (zie 1.6) niet geoordeeld dat het op 27 oktober 2015 ingediende bezwaarschrift ontvankelijk is. Gezien de aard van die procedures lag een beoordeling ter zake de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift niet voor.
5.3
Appellante betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De door appellante gestelde omstandigheden leiden echter niet tot het oordeel dat zij het bezwaarschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden in de zin van artikel 12, derde lid van de Lar.
6. Ten slotte overweegt het gerecht dat verweerder het bezwaarschrift van 27 oktober 2015, gezien de bewoordingen daarvan, terecht heeft aangemerkt als een bezwaarschrift en niet als een verzoek om terug te komen op de beschikking van 14 september 2015.
7. Onder deze omstandigheden heeft verweerder het bezwaar van appellante ten onrechte ontvankelijk verklaard, zodat het beroep van appellante in zoverre gegrond is. Het gerecht ziet aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar van 15 december 2017;
  • verklaart het door appellante tegen de beschikking van 14 september 2015 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.500;
  • gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25 aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 26 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).