ECLI:NL:OGEAA:2019:516

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
P-2018/10694, P-2018/07957 en P-2017/10043
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag, mishandeling, bedreiging en diefstal in Aruba met schadevergoeding aan benadeelde partijen

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 5 juli 2019 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder doodslag, mishandeling, bedreiging en diefstal. De zaak betreft drie afzonderlijke parketnummers: P-2018/10694, P-2018/07957 en P-2017/10043. De verdachte heeft op 2 september 2018 in Aruba het slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk van het leven beroofd door hem met een mes te steken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte op 29 juni 2018 [benadeelde partij 3] mishandeld en bedreigd. Tevens heeft hij in oktober 2017 brandweermateriaal gestolen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf jaren geëist, maar het Gerecht heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaren. De ouders van het slachtoffer hebben zich als benadeelde partijen gevoegd en vorderden schadevergoeding, welke gedeeltelijk is toegewezen. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met een schadevergoedingsmaatregel voor het geval van niet-betaling. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

Parketnummers: P-2018/10694, P-2018/07957 en P-2017/10043
Zaaknummers: 83, 294 en 295 van 2019
Uitspraak: 5 juli 2019 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [woonadres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mr. C.F.K.J. Lejuez
(P-2018/10694) en mr. V.A.V. Carlo (P-2018/07957) tevens occuperende voor mr. E.M. Cafarzuza (P-2017/10043), advocaten in Aruba.
De ouders van het slachtoffer [slachtoffer], [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn ter terechtzitting verschenen en hebben zich als benadeelde partijen in de zaak met P-2018/10694 gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding in de zaak met
P-2018/07957.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht in de zaak met P-2018/07957 (hierna: zaak A)het onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en in de zaken met P-2018/10694 (hierna: zaak B) en P-2017/10043 (hierna: zaak C) ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts:
- de volledige toewijzing van de materiele en immateriële vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1 en 2] en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte in de zaak A;
- de afwijzing van de materiele en de immateriële vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in de zaak B.
De raadslieden mr. Carlo en mr. Lejuez hebben verweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Zaak A

Dat hij op of omstreeks 2 september 2018 in Aruba,
[slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
van het leven heeft beroofd,
door voornoemde [slachtoffer]
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
met kracht een of meerdere malen
met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp,
te steken en/of te snijden in het hart en/of de linker long en/of de linker borstkast,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op 2 september 2018 is overleden;
(artikel 2:262 althans artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht)

Zaak B

1. dat hij op of omstreeks 29 juni 2018 in Aruba,
[benadeelde partij 3] heeft mishandeld door
die [benadeelde partij 3] een of meermalen met kracht in het gezicht, althans tegen het
hoofd en/of lichaam, te stompen en/of te slaan met zijn vuisten;
(artikel 2:273 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
2.dat hij op of omstreeks 29 juni 2018 in Aruba,
[benadeelde partij 3]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 3] dreigend de woorden toegevoegd: “mi ta bay matabo”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking:
(artikel 2:255 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)

Zaak C

Hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2017 tot en met 28 oktober 2017 te Aruba, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uniformkleding/bluskleding en/of een gelaatstuk en/of een brandweerhelm en/of ademhaling apparatuur en/of zuurstoftanken en/of een brandweertas,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Brandweer Aruba, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van tenlastegelegde feit in zaak A impliciet primair (moord)
Met de officier van justitie en de raadsman is het Gerecht van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het impliciet primair tenlastegelegde (moord). Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om het bestanddeel “voorbedachten rade” bewezen te achten. De verdachte zal dan ook van het impliciet primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande:

Zaak A

Dat hij op
of omstreeks2 september 2018 in Aruba,
[slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
van het leven heeft beroofd, door voornoemde [slachtoffer]
met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
met kracht een
of meerderema
al
en
met een mes,
althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp,
te steken
en/of te snijdenin het hart en
/ofde linker long en
/ofde linker borstkast,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer]op 2 september 2018 is overleden;

Zaak B

1. dat hij op
of omstreeks29 juni 2018 in Aruba,
[benadeelde partij 3] heeft mishandeld door
die [benadeelde partij 3]
een ofmeermalen met kracht in het gezicht, althans tegen het
hoofd
en/of lichaam, te stompen en/of te slaan met zijn vuisten;
2.dat hij op
of omstreeks29 juni 2018 in Aruba,
[benadeelde partij 3]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft hij opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 3] dreigend de woorden toegevoegd: “mi ta bay matabo”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Zaak C

Hij
opin of omstreeks de periode van24 oktober 2017
tot en met 28 oktober 2017te Aruba, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
uniformkleding/bluskleding en
/ofeen gelaatstuk en
/ofeen brandweerhelm en
/ofademhaling apparatuur en
/ofzuurstoftanken en
/ofeen brandweertas,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Brandweer Aruba
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Zaak A

Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’ van het onderzoek “Stechend”, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Afdeling Divisie Algemene Recherche Noord, administratienummer A-17/19 D2, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 februari 2019 gesloten en ondertekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse, bij voormeld korps.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
* Een proces-verbaal van bevindingen, bijlage 2, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 september 2018 gesloten en getekend door [verbalisant]en [verbalisant], respectievelijk brigadier eerste klasse en agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisanten,-zakelijk weergegeven-:
Op 2 september 2018, omstreeks 3:00 uur, dirigeerde de Centrale meldkamer de surveillanten Noord naar “Sand Bar” (te Aruba) voor een steekpartij.
Ter plaatse bij “Sand Bar” zagen wij een grote plas bloed op de inrit van de parkeerplaats achter Soprano’s. Verbalisanten werden door enkele omstanders medegedeeld dat het slachtoffer naar het ziekenhuis werd gebracht in een particulier auto. Verbalisanten gingen naar de Dr. H.O.H. en daar stonden vier mannen. Deze verklaren vrienden van het slachtoffer te zijn die inderdaad het slachtoffer in hun auto hadden getransporteerd omdat hij veel bloedde en ambulance niet was verschenen. De mannen vertelden ons dat het slachtoffer is genaamd [slachtoffer].
* Een geschrift, te weten
een sectieverslag no. 5 (Aruba 2018),opgemaakt en ondertekend door de patholoog Dr. R.O Gogorza, verricht op 2 september 2018 betreffende de man [slachtoffer], voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Cause of death: Stab wound in the left lateral hemi thorax.
Mecanism of death: heart left ventricular anterior apex perforation.
Left lung upper lobe perforation
Acute internal hemorrhage
Cardiac tamponade (hemopericardium)
Left lung atelectasis and left hemothorax
Respiratory failure
Manner of death: Homicide
Stab wound characteristics and case summary
Depth: (length of the track) Approximate measured size 15 cm (12 to 15).
The blade was directed medially, downwards and posterior/anterior, passing through the lower border and parallel to the left fifth intercostal space and through (perforating) the lower apex of the upper lobe of left lung. Then the blade injured the anterior apex wall of the left ventricle of the heart, ending in the pericardial cavity, inflicting in the path on the heart muscle an incision-type cut with sharp clean borders of 3 cm in length and 2 cm in depth exposing the left ventricle chamber.
* Een proces-verbaal, bijlage 58, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 29 oktober 2018 gesloten en getekend door [verbalisant]en [verbalisant], respectievelijk brigadier eerste klasse en brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte, -zakelijk weergegeven-:
Op 2 september 2018 omstreeks 01:00 uur bevond ik mij op de parkeerplaats van Sand Bar Nightclub. Op een gegeven moment zag ik de man die ik als [slachtoffer] ken. Ik probeerde een confrontatie met [slachtoffer] te vermijden. Camilo kwam in mijn richting toe en begon mij uit te schelden :”Waar is mijn auto ?”. Hierna had [slachtoffer] mij gezegd dat hij de politie zou bellen. Ik had tegen hem gezegd ”Jongen, je bent een flikker”. Direct hierna had [slachtoffer] mij een vuistslag tegen de rechterkant van mijn gezicht toegediend. Vervolgens begon ik met [slachtoffer] te vechten. Op moment dat de vrienden van [slachtoffer] ons zagen vechten, kwamen ze mij aanvallen. Het lukte mij los te komen. Ik liep in de richting van South Beach naar mijn pick-up toe. Ik stapte in mijn pick-up en reed uit de parkeerplaats. Toen ik voorlangs Sand Bar reed, zag ik [slachtoffer] en zijn vrienden nog tussen Sand bar en Soprano’s bar. Ik sloeg rechts af terug naar de parkeerplaats. Ik stapte uit mijn pick-up met een wapen. Het betrof een antiek mes de zogenaamd “Dagger”. Het lemmet is dubbelzijdig met een scherpe punt. Ik hield bedoeld mes in mijn hand verborgen achter mijn rug. Ik ging achter een auto schuilen zodat [slachtoffer] mij niet kon zien. Toen [slachtoffer] mij zag liep hij in mijn richting toe. Ik reageerde meteen door het mes onder zijn linker arm ter hoogte van zijn oksel te steken. Ik hoorde [slachtoffer] van pijn klagen. Ik keerde mij om en liep richting mijn pick-up. Zodra ik in mijn pick-up was gestapt, voelde ik dat ik een fout had gedaan.
* Een proces-verbaal, bijlage 7, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 29 oktober 2018 gesloten en getekend door [verbalisant]en [verbalisant], beiden brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 1],-zakelijk weergegeven-:
Op 2 september 2018 bevond ik mij met een paar vrienden bij de natuurstenen ten westen van de nachtclub genaamd “Sand Bar”. Wij waren aan het chillen. Mijn vriend [slachtoffer] kwam naar ons toe en parkeerde zijn auto op de parkeerplaats. Op een gegeven moment had [slachtoffer] ons medegedeeld dat hij problemen had met een onbekende man die voorlangs ons liep op de parkeerplaats. Vervolgens zei [slachtoffer] dat hij problemen met de onbekende man had doordat die man zijn auto had gestolen of vernield. [slachtoffer] liep richting de onbekende man en er ontstond een woordenwisseling tussen hun. [slachtoffer] werd boos nadat de onbekende man hem een flikker had genoemd. [slachtoffer] diende hem een vuistslag. Er ontstond een gevecht. Ik en mijn vrienden gingen Camilo verdedigen. Toen wij met de onbekende man aan het vechten waren, stopte de onbekende man meteen en liep naar achteren. Ik zag hem weglopen richting “South Beach”. Tien a vijftien minuten later zag ik een roodkleurige pick-up heel vreemd parkeren. Hierna liep een onbekende man naar ons toe. Op dat moment zag ik dat de onbekende man de man was met wie wij zonet hadden gevochten. Ik stond aan de linkerkant van [slachtoffer]. De onbekende man kwam naar ons toelopen. Ik zag dat de rechterarm van bovengenoemde onbekende man achter zijn rug was. Hierdoor vermoedde ik dat hij een wapen in zijn rechterhand had. Toen de onbekende man op [slachtoffer] aankwam, zwaaide [slachtoffer] met zijn rechter vuist richting de onbekende man. Ondertussen had onbekende man [slachtoffer] aan zijn linker bovenlichaam met een voorwerp gestoken. Direct hierna hoorde ik [slachtoffer] van de pijn schreeuwen. De onbekende man rende weg.

Zaak B

Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Afdeling Divisie Algemene Recherche, administratienummer A-03/19, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 januari 2019 gesloten en ondertekend door [verbalisant], agent eerste klasse, bij voormeld korps.
* Een proces-verbaal, bijlage 1, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 29 juni 2018 gesloten en getekend door [verbalisant], agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [benadeelde partij 3],-zakelijk weergegeven-:
Op 29 juni 2018 kwam ik thuis na mijn dienst. Op een gegeven moment zag ik een schaduw achter de muur van de veranda van mijn woning. Direct hierna had een voor mij onbekende man mij met een van zijn elleboog hard tegen mijn nek geslagen. Ik viel op de grond en bleef even bewusteloos. De onbekende man bleef mij herhaaldelijk met zijn gebalde vuisten in mijn gezicht slaan. Ik begon met hem te vechten om mij te verdedigen. De onbekende man probeerde weg te rennen. Ik rende achter hem en hield hem vast. Op dat moment had de onbekende man tegen mij gezegd ”Ik ga je vermoorden”. Ik ben bang voor mijn leven. Ik ben bang dat de onbekende man zijn bedreigende woorden in daden zal omzetten.
Opmerking verbalisant: Ik,[verbalisant]
, zag dat de linkeroog van de aangever bont en blauw was.
* Een proces-verbaal, bijlage 16, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 augustus 2018 gesloten en getekend door [verbalisant]en [verbalisant], beiden agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
tweede verklaring van de verdachte, -zakelijk weergegeven-:
Op de bewuste dag
(het Gerecht: 2 september 2018)liep ik richting het huis van [benadeelde partij 3]. Ik ben over de erfmuur gesprongen en achter een pilaar van de veranda gaan schuilen. Ik hoorde de voordeur opengaan en zag [benadeelde partij 3] naar buiten komen. Direct hierna ben ik opgesprongen en heb hem met mijn linkervuist tegen zijn kin geslagen. Daarna heb ik hem ook met mijn rechtervuist geslagen. [benadeelde partij 3] viel op de grond en ik ben hierna op hem gegaan. Ik heb hem nog zes keer met mijn vuisten geslagen. Ik keek hem in zijn ogen en zei in het Papiaments: ”Mi ta bay mata bo”. (
vertaling Gerecht: “Ik ga je vermoorden”).

Zaak C

Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Afdeling Divisie Algemene Recherche Oranjestad , administratienummer 480772, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 november 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant], agent eerste klasse, bij voormeld korps.
* Een proces-verbaal van aangifte, bijlage 1, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 28 oktober 2018 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [aangever], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben de officier van dienst bij de Brandweer Aruba. Op 28 oktober 2017 omstreeks 08:00 uur controleerde het personeel van de dagdienst de apparatuur en zij constateerden dat onbekenden een complete ademhaling-apparatuur, een blusbroek, blusjas en een brandweerhelm hadden weggenomen.
* Een proces-verbaal, bijlage 10, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 oktober 2017 gesloten en getekend door [verbalisant]en [verbalisant], respectievelijk agent eerste klasse en brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
tweede verklaring van de verdachte, -zakelijk weergegeven-:
Ik heb zonet van u vernomen dat aangifte werd gedaan van een bluskleding en ademhalingsapparatuur. U vraagt mij of ik deze ook heb weggenomen. Hierop moet ik u positief beantwoorden. Op bedoelde dag heb ik vanuit de brandweerpost gelegen naast de rotonde van Ponton, een ademhalingsapparatuur, twee gasmaskers, een brandweerhelm met zijn bijbehorende scherm, een brandweerjacket, twee zuurstof tanken en een brandweertas. Ik heb ze van onder de afdak, op een houten tafel, bij de brandweer meegenomen. De ademhalingsapparatuur en brandweerhelm had ik vanuit de brandweerwagen genomen. Ik heb al deze goederen op 24 oktober 2017 vanuit de brandweerpost meegenomen.
Bewijsoverweging in de zaak A
Het Gerecht ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer].
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de betreffende verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging deze aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Vereist is dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte met een mes een steekwond heeft toegebracht in het bovenlichaam van het slachtoffer ter hoogte van zijn hartstreek. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit een plek is waar zich verschillende vitale organen bevinden, waarvan beschadiging de dood tot gevolg kan hebben. Uit de medische gegevens blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer]is overleden als gevolg van een steekwond van 15 cm diep, die zijn hart heeft geperforeerd. Door met kracht in de hartstreek te steken heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer] dodelijk zou raken. Het gerecht is dan ook van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer].
Strafbaarheid van de verdachte
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid in zaak A
Noodweer
De verdachte verklaart dat hij na de vechtpartij is weggereden in zijn auto en dat hij enige tijd later het slachtoffer en zijn vrienden zag staan op de parkeerplaats achter South Beach. Hij is daar naartoe gegaan en is achter een auto gaan schuilen zodat het slachtoffer hem niet kon zien. De verdachte verklaart dat hij zag dat het slachtoffer met een wijnflesopener in zijn linkerhand richting de verdachte liep en
dat het slachtoffer hem als eerste met de flesopener heeft geprobeerd aan te vallen, maar dat het niet was gelukt. Als reactie hierop heeft de verdachte het slachtoffer meteen onder zijn linkerarm ter hoogte van zijn oksel met zijn mes gestoken. Voor zover de verdachte hiermee een beroep op noodweer heeft willen doen overweegt het Gerecht als volgt.
Het Gerecht hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat het slachtoffer een wapen in zijn hand had en dat hij hiermee als eerste heeft geprobeerd de verdachte aan te vallen. Uit de aanwezige videobeelden, die ter terechtzitting zijn afgespeeld, blijkt immers dat het slachtoffer en zijn vrienden op normale wijze richting de camera lopen en dat de verdachte degene is geweest die naar het slachtoffer komt rennen en hem direct steekt met een mes in zijn linker borstkas. Op geen moment heeft het slachtoffer een aanval op de verdachte verricht. Het slachtoffer heeft zijn armen opgetild, kennelijk in een poging om de aanval van de verdachte af te weren. Dat het slachtoffer een wapen in zijn hand had, vindt op geen enkele wijze een bevestiging in de videobeelden dan wel in de verklaringen van de aanwezige getuigen [1] . Het Gerecht is van oordeel dat bovengenoemde verklaring van de verdachte niet aannemelijk is geworden. Evenmin is aannemelijk geworden dat de verdachte meende dan wel gerechtvaardigd mocht menen dat hij zich op dat moment tegen het slachtoffer moest verdedigen. Naar het oordeel van het Gerecht was er derhalve geen sprake van een noodweersituatie.
Noodweerexces
Nu geen sprake is geweest van een noodweersituatie, wordt het beroep op noodweerexces eveneens verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Zaak A:
Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht.
Zaak B:
1. Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 2:255 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Zaak C:
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Ten eerste heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer], op de openbare weg in het bijzijn van de vrienden van het slachtoffer, gestoken met een mes waardoor het slachtoffer bijna direct is komen te overlijden. De verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer beroofd van het hoogste goed dat de mens bezit, te weten het leven. Bij de nabestaanden heeft de verdachte groot en onherstelbaar leed toegebracht. Zij zullen met het diepgewortelde verlies van hun dierbare en de herinnering aan deze tragedie moeten leven. Daarnaast is de verdachte geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door een dergelijk feit in de samenleving worden veroorzaakt, daar het een feit is met een gewelddadig karakter en welk feit zich in een voor publiek toegankelijk plaats en op de openbare weg heeft afgespeeld.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal van brandweermateriaal, een mishandeling en een bedreiging.
Verder neemt het Gerecht de verdachte kwalijk dat hij zich voor een lange periode heeft schuilgehouden voor politie en justitie. Dit heeft grote onrust veroorzaakt voor de familieleden van het slachtoffer en voor de samenleving. Voorts heeft het de politie extra energie en mankracht gekost om de verdachte op te sporen. Door zich schuil te houden, heeft de verdachte laten blijken dat hij zijn eigen belang voorop stelde en geen verantwoording wenste af te leggen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het Gerecht heeft kennis genomen van het rapport van 21 november 2018 van psycholoog MSc. S. Wichard en de rapporten van 27 augustus 2018 en 30 november 2018 van de Reclassering.
De psycholoog komt tot de conclusie dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is te achten ten aanzien van de tenlastegelegde feiten. De kans op recidive wordt als bovengemiddeld tot hoog ingeschat. Het Gerecht neemt deze conclusies over en maakt deze tot de zijne.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
Zaak A
De ouders van het slachtoffer [slachtoffer], [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 49.598,08, bestaande uit Afl. 34.598,08 aan materiële kosten en uit Afl. 15.000,- aan immateriële kosten.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het totale vordering op het standpunt gesteld dat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
De verdediging heeft de vordering gedeeltelijk betwist en aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Materiële kosten
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De hoogte van de schade is, gelet op de overgelegde stukken, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
Afl. 11.549,80 en Afl. 5.750,- met betrekking tot de begrafeniskosten. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Verder hebben de ouders van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag van
Afl. 6.300,- aan gederfde inkomsten verzocht. Het Gerecht is van oordeel dat dit deel van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tevens hebben de ouders van het slachtoffer als benadeelde partij een bedrag van Afl. 10.998,28 verzocht voor printmateriaal voor het opsporen van de verdachte.
De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de materiële schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
Immateriële kosten
Verder is komen vast te staan dat aan de ouders van het slachtoffer [slachtoffer] als benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade vloeit voort uit de psychische gevolgen die de dood van het slachtoffer voor hun als ouders heeft gehad. Deze schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op Afl. 6.000,-. Voor het overige worden de ouders van het slachtoffer [slachtoffer] als benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard en kunnen zij hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

Zaak B

De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 37.025, bestaande uit Afl. 2.025,- aan materiële kosten en uit Afl. 35.000,- aan immateriële kosten.
De verdediging heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel volledig af te wijzen.
Materiële schade
Nu de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van deze voorwerpen geen rechtstreekse schade heeft in verband met de bewezen verklaarde feiten zal de benadeelde partij op grond hiervan niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Immateriële schade
Het gevorderde is niet met stukken onderbouwd, zodat de benadeelde partij ook ter zake van deze vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:78 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte hetgeen aan de verdachte in zaak A, impliciet primair (voorbedachte raad) ten laste is gelegd, heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak A, impliciet subsidiair, in de zaak B, onder 1 en 2 en in de zaak C ten laste gelegde feiten heeft begaan;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
elf (11) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] als ouders van het slachtoffer in zaak A geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 23.299,80 (zegge: drieëntwintigduizendtweehonderdnegenennegentig gulden en tachtig cent),bestaande uit Afl. 17.299,80 (zegge: zeventienduizendtweehonderdnegenennegentig gulden en tachtig cent) aan materiële schade en Afl. 6.000,- (zegge: zesduizend gulden) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] als ouders van het slachtoffer in zaak A, in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] als ouders van het slachtoffer in zaak A de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 23.299,80 (zegge: drieëntwintigduizendtweehonderdnegenennegentig gulden en tachtig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in zaak B niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen (zittingsgriffier), en op 5 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 2 september 2018 (bijlage 7) en Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 2 september 2018 (bijlage 8).