ECLI:NL:OGEAA:2019:515

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
P-2018/10983, P-2018/04215, P-2017/01758 (TUL)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag en bezit van verdovende middelen in Aruba

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die op 7 november 2018 zijn vriendin met een mes heeft gestoken, wat leidde tot haar overlijden. De verdachte is ook beschuldigd van het bezit van verdovende middelen. Tijdens de rechtszitting op 14 juni 2019 heeft de officier van justitie, mr. C. Molle, een gevangenisstraf van tien jaren geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het Gerecht oordeelde dat de verdachte opzettelijk de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt. De verdachte werd schuldig bevonden aan doodslag en opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening Verdovende Middelen. Het Gerecht legde een gevangenisstraf van tien jaren op en wees een schadevergoeding van Afl. 8.168,- toe aan de ouders van het slachtoffer. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Het vonnis benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummers: P-2018/10983, P-2018/04215, P-2017/01758 (TUL)
Zaaknummers: 84, 296 en 297 van 2019
Uitspraak: 5 juli 2019 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mrs. D.C.A. Crouch en Z.J.E. Paesch advocaat in Aruba.
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], de ouders van het slachtoffer [slachtoffer], hebben zich als benadeelde partij ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. C. Molle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht in de zaak met parketnummer P-2018/10983 (hierna: zaak A) het primair ten laste gelegde feit en in de zaak met parketnummer P-2018/04215 (hierna: zaak B) het tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts:
  • de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte;
  • de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer P-2017/01758.
De raadslieden hebben het woord tot verdediging gevoerd conform de door hun overgelegde pleitnotities waarin ze tot vrijspraak hebben bepleit voor de tenlastegelegde feiten in zaak A en zaak B.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Zaak A

Dat hij op of omstreeks 7 november 2018 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] met een multitool, althans een scherp/puntig voorwerp in haar borstkast, althans haar bovenlichaam gestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 7 november 2018 in Aruba aan een persoon, [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, massale interne en externe bloedingen, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk met een multitool, althans een scherp/puntig voorwerp in haar borstkast, althans haar bovenlichaam te steken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:275 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)

Zaak B

Hij of omstreeks 31 maart 2018 in Aruba opzettelijk ongeveer 3,8 gram cocaïne, althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, en/of 9,3 gram marihuana c.q. hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit de hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, in bezit of aanwezig heeft gehad.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Zaak A

Dat hij op
of omstreeks7 november 2018 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] met
een multitool, althanseen scherp/puntig voorwerp in haar borstkast,
althans haar bovenlichaamgestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.

Zaak B

Hij
opof omstreeks31 maart 2018 in Aruba opzettelijk
ongeveer 3,8 grameen hoeveelheidcocaïne,
althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld,
en/of 9,3 gram marihuana c.q. hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit de hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, in bezit of aanwezig heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.

Zaak A

Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, mutatienummer 535302, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 januari 2019 gesloten en ondertekend door [verbalisant], brigadier, bij voormeld korps.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
* Een tweetal geschriften, bijlage 24, te weten een autopsierapport no. 08 (Aruba 2018), verricht op het slachtoffer [slachtoffer] op 8 november 2018, opgemaakt en ondertekend door patholoog Dr. R.O. Gogorza, alsmede een beëdigde vertaling daarvan d.d. 28 november 2018 afkomstig van beëdigd vertaler A.C. van Vliet, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Het lichaam van een vrouwelijk persoon genaamd [slachtoffer] werd aan mij, de patholoog, ter beschikking gesteld voor het uitvoeren van de autopsie in opdracht van de met de zaak belaste officier van justitie. De datum van de procedure was 8 november 2018.
Oorzaak van overlijden: steekwond linkerkant haemathorax (mid-axilliaire lijn in 4de intercostale)
Wijze van overlijden: perforatie linkerhartkamerwand (posterolaterale wand)
Massale interne en externe bloedingen.
Wijze van overlijden: doodslag,
Kenmerken van de steekwond en casusoverzicht
Om het pad en de richting van het mes te documenteren, werd een metalen sonde ingebracht. Na 3 cm door de huid en het onderhuids weefsel te zijn gegaan, bereikte de sonde de costale wand. Het laatste deel van het pad van het mes was intra thoracaal en bereikte het hart en was volgens waarneming 12 cm. Na toevoeging van de 3cm in het onderhuids weefsel, komt de totale lengte van de steekwondpenetratie op 15 cm.
Bij het meten van de diepte (lengte van het pad) en rekening houdend met alle eerder genoemde mogelijkheden, komen we tot de conclusie dat gezien de minimale, bij benadering, statisch gemeten grootte (lengte en breedte) van de wond, het mes ongeveer 3cmx11cm groot moet zijn.
De wijze van overlijden was massaal bloedverlies en longfalen als gevolg van een steekwond linkerkant haemathorax.
* Een proces-verbaal, bijlage 9, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 november 2018 gesloten en getekend door [verbalisant]en [verbalisant], respectievelijk brigadier en brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte,-zakelijk weergegeven-:
Over het geval van 7 november 2018 kan ik het volgende verklaren. [slachtoffer], [getuige 1] en ik waren in de auto van [slachtoffer]. [slachtoffer] reed achter YMCA te Dakota (te Aruba
)langs en reed vervolgens richting voormalige Kooyman toe. Plotseling stopte [slachtoffer] de auto midden op de weg. Ik had de portier van de auto opengemaakt en had mijn multitool ter hand genomen en stapte uit de auto. Ik begon weg te lopen. [slachtoffer] stapte uit de auto. Ze rende achter mij aan en maakte een beweging. Ik draaide me om en stak haar opzettelijk tegen de linkerzijde van haar borstkas met het mes van mijn multitool. Nadat ik haar met het mes had gestoken, zag ik dat zij gewond was geraakt, doordat zij hevig begon te bloeden. Het bloed begon uit haar borstkas te spuiten.
* Een proces-verbaal, bijlage 14, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 10 november 2018 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 2],-zakelijk weergegeven-:
Over het incident van afgelopen woensdag, 7 november 2018 kan ik het volgende verklaren. Op die bedoelde dag reed ik in mijn auto op de Awakatistraat richting de kruising bij voormalige Kooyman. Ik zag een vrouw en twee mannen uit de auto stappen. Er ontstond een woordenwisseling tussen de inzittenden van de auto. Op een gegeven moment liep de man weg van de auto. Toen de man begon weg te lopen, gaf de vrouw bedoelde man een stoot. Vervolgens zag ik dat de man zich omkeerde en een soort mes tevoorschijn haalde en hiermee de vrouw stak ter hoogte van haar linkerborst. De vrouw hield haar T-shirt omhoog en toen zag ik dat zij begon te bloeden. Vervolgens zag ik de man weglopen.
* Een proces-verbaal, bijlage 22, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 november 2018 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 3],-zakelijk weergegeven-:
Omtrent het incident dat op 7 november 2018, bij de kruising bij voormalige Kooyman te Dakota, plaatsvond kan ik het volgende verklaren. Op die dag reed ik in mijn auto met mijn echtgenote. Toen ik bij de kruising was gekomen, zag ik bij de voormalige Kooyman een auto met drie personen. Ik zag een man en vrouw voorin in de auto zitten. Door haar handelingen, vernam ik dat ze een discussie met elkaar hadden. Ik zag de man en de vrouw uit de auto stappen. Ik zag dat de vrouw de man een keer in zijn gezicht had geslagen. Op een gegeven moment zag ik dat de man een voorwerp in zijn hand had. Ik zag dat de man naar de vrouw rende en haar met kracht ter hoogte van de linkerborst stak. Ik zag dat de man die de vrouw met het voorwerp had gestoken richting YMCA begon weg te lopen.

Zaak B

Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Sectie Surveillance Sint Nicolaas, mutatienummer 503986/2018, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 31 maart 2018 gesloten en ondertekend door [verbalisant], [verbalisant], [verbalisant]en [verbalisant], respectievelijk brigadier eerste klasse, brigadiers en agent eerste klasse bij voormeld korps.
* Een proces-verbaal van bevinding, mutatienummer 503986/2018, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 31 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant], [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant], respectievelijk brigadier eerste klasse, brigadiers en agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Sectie Surveillance Sint Nicolaas, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 31 maart 2018 werden verbalisanten door de dienstdoende centralist naar het parkeerplaats Cura Cabai Zuid (te Aruba) gedirigeerd. Ter plaatse zagen wij een blauwkleurig Chevrolet Spark midden op de weg geparkeerd staan. Verbalisanten verzochten de bestuurster en medepassagier om uit de auto te stappen. Wij, verbalisanten stelden een onderzoek in de auto. Tijdens het onderzoek troffen verbalisanten een doorzichtig plastic zakje met witte poeder lijkende op cocaïne en een doos foliepapier onder de stoel van de passagier.
* Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 31 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant] en [verbalisant], respectievelijk hoofdagent eerste klasse en brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte,-zakelijk weergegeven-:
Over het incident in de nachtelijke uren waarbij ik samen met mijn vriendin ben aangehouden voor het bezitten van verdovende middelen kan ik het volgende verklaren. Ik had een zakje cocaïne bij mij.
* Een proces-verbaal van wegen en testen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 april 2018 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant,-zakelijk weergegeven-:
Op 4 april 2018 heb ik, verbalisant onderzoek ingesteld naar de inhoud en samenstelling van twee transparante plastic zakjes inhoudende cocaïne.
De verdovende middelen, werden aangetroffen en in beslag genomen bij de verdachte:
- [ verdachte], geboren op Aruba op 2 oktober 1996 en wonende te Tangerinastraat 5 op Aruba.
Fieldtest cocaïne
Vervolgens heb ik verbalisant, een klein hoeveelheid van het wit kleurige op cocaïne gelijkende poeder, vanuit een van de twee transparante plastic zakjes genomen, in een buisje bestemd voor het testen van cocaïne gedaan en vervolgens de zogenaamde fieldtest genomen. De test viel positief uit in die zin dat nadat de vloeistof in het buisje in aanraking was gekomen met het poeder, deze in een blauwe kleur veranderde, hetgeen de aanwezigheid van cocaïne en/of haar zouten aanduidt.
Vervolgens werd een klein hoeveelheid wit kleurige op cocaïne gelijkende poeder, vanuit het ander transparante plastic zakje, genomen en gedaan in een potje.
Dit potje zal naar de Gerechtelijk deskundige A. Diaz, toxicoloog worden verzonden met het verzoek om na te gaan of de inhoud van dit potje onder de bepalingen van de Landsverordening Verdovende Middelen vallen.
* Een geschrift, te weten
een deskundigenrapport, opgemaakt en ondertekend door de toxicoloog drs. Armando A. Diaz, een narcoticaonderzoek verricht op 5 april 2019, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Vraagstelling:
Verzocht werd om een onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van middelen, in de zin van de Landsverordening Verdovende Middelen.
Kenmerk Omschrijving Conclusie
1. Monster witachtige brokjes bevat cocaïne.
Bewijsoverwegingen in zaak A
De raadslieden hebben bepleit dat de verdachte van de onder primair tenlastegelegde doodslag en de onder subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling de dood ten gevolge hebbende zal worden vrijgesproken. Ze hebben daartoe aangevoerd dat de verdachte geen intentie had, aldus geen opzet, om het slachtoffer Wouters van het leven te beroven.
Het Gerecht ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte opzet op de dood van het slachtoffer Wouters heeft gehad. Het Gerecht overweegt als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de betreffende verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging deze aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de aanmerkelijke kans afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal moeten gaan om kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de betreffende verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk aan de linkerzijde van haar borstkas heeft gestoken met een mes. Volgens getuige [getuige 3] heeft de verdachte dit met kracht gedaan. Het Gerecht is van oordeel dat het met kracht toebrengen van een steekwond in de linkerborstkas, zijnde de hartstreek, waar zich het hart maar ook andere vitale organen bevinden, met een scherp voorwerp, zo zeer gericht is op de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A:
Primair: Doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht Aruba.
Zaak B:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder C van de Landsverordening Verdovende Middelen, strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid in zaak A
De raadslieden hebben bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake was van noodweer dan wel noodweerexces. Ze hebben daartoe aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij door het slachtoffer [slachtoffer] in de auto werd geslagen en bedreigd met een schroevendraaier. Toen hij de auto uitstapte en wegliep, rende het slachtoffer [slachtoffer] achter hem. Zij had een schroevendraaier in haar hand en maakte hiermee een stekende beweging naar de verdachte. De verdachte heeft zich omgedraaid en heeft het slachtoffer ter verdediging gestoken.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, te weten de getuigenverklaringen van voorbijgangers [getuige 3] en [getuige 2], wordt vastgesteld dat de verdachte aan het discussiëren was met het slachtoffer [slachtoffer] in haar auto. Op een gegeven moment stappen ze uit de auto. De verdachte loopt weg en het slachtoffer [slachtoffer] geeft de verdachte een klap in het gezicht dan wel een stoot. Hierop heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] met een mes in haar linkerborstkas gestoken. De verklaring van de verdachte dat het slachtoffer een schroevendraaier in haar hand had en hiermee een stekende beweging naar de verdachte maakte, wordt door geen enkele getuigenverklaring ondersteund. Het Gerecht acht dan ook niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer [slachtoffer] een schroevendraaier in haar hand had en hiermee een stekende beweging naar de verdachte maakte.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan wel worden afgeleid dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. Immers, op het moment dat de verdachte wegliep, kwam het slachtoffer [slachtoffer] achter hem aan en gaf hem een klap dan wel een stoot.
Het Gerecht is met de officier van justitie van oordeel dat de keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop die door de verdachte is gebruikt, namelijk het steken met een mes in haar borstkas niet in verhouding staat met de handeling van het slachtoffer, namelijk het geven van een klap of een stoot. Dit handelen voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het Gerecht is van oordeel dat de verdachte anders had kunnen en moeten reageren.
Aldus wordt het beroep op noodweer verworpen.
De raadslieden hebben aangevoerd dat sprake is van noodweerexces omdat de verdachte als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder is gegaan in zijn verdediging dan geboden was. Zoals hiervoor overwogen acht het Gerecht niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer [slachtoffer] de verdachte met een schroevendraaier heeft proberen te steken. Dat de klap dan wel stoot die het slachtoffer [slachtoffer] aan de verdachte heeft gegeven, heeft veroorzaakt dat hij hierdoor in een hevige gemoedsbeweging is geraakt, blijkt niet uit de verklaringen van de verdachte en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Het beroep op noodweerexces wordt derhalve ook verworpen.
Er zijn verder ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het strafbare feit van doodslag. De verdachte heeft na een discussie met zijn vriendin haar van het leven beroofd door haar op de openbare weg in haar borstkas met een mes te steken. De verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer beroofd van het hoogste goed dat de mens bezit, te weten het leven. De verdachte heeft de nabestaanden groot en onherstelbaar leed toegebracht. Zij zullen met het diepgewortelde verlies van hun dierbare en de herinnering aan deze tragedie moeten leven. Daarnaast is de verdachte geheel voorbijgegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door een dergelijk feit in de samenleving worden veroorzaakt, daar het een feit is met een gewelddadig karakter en welk feit zich in op de openbare weg heeft afgespeeld.
Voorts heeft de verdachte de Landsverordening Verdovende Middelen overtreden door cocaïne in zijn bezit te hebben.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Bij het vaststellen van de hoogte van de straf heeft het Gerecht acht geslagen op de rapportages die over de verdachte zijn opgemaakt door psycholoog S. Wichard en de psychiater dr. H. van Gaalen . Zij achten de verdachte volledig toerekeningsvatbaar en de kans op recidive wordt hoog ingeschat. Het Gerecht verenigt zich met deze conclusies en maakt deze tot de zijne.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde gepleegd in een proeftijd van een opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van een eerdere veroordeling.
Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Ten nadele van de verdachte houdt het Gerecht rekening met het feit dat de verdachte, volgens zijn strafblad van 23 januari 2019, al eerder onherroepelijk voor geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding in zaak A
De ouders van het slachtoffer [slachtoffer], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 8.168,- voor begrafeniskosten.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] als gevolg van verdachtes onder primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van Afl. 8.168,-. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (P-2017/01758)
Bij vonnis van 23 juni 2017 in de zaak met parketnummer P-2017/01758 heeft het Gerecht te Aruba de verdachte ter zake van diefstal gepleegd met twee of meer personen, op 24 september 2016 en in de periode van 26 en 27 januari 2017. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het Gerecht zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, is het Gerecht van oordeel dat de tenuitvoerlegging van deze straf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:78, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht Aruba zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder zaak A primair en de onder zaak B ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
tien (10) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 8.168,- (zegge: achtduizendhonderdachtenzestig florins)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1], de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van Afl. 8.168,- (zegge: achtduizendhonderdachtenzestig florins), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door honderddrieënzestig (163) dagen hechtenis;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de in de zaak met parketnummer P-2017/01758 bij het Gerecht in Eerste Aanleg d.d. 23 juni 2017 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde
gevangenisstraf, te weten één (1) maand.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen (zittingsgriffier), en op 5 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.