ECLI:NL:OGEAA:2019:511

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AUA 201901154
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende de executeur-testamentair en legitimaire rechten in de nalatenschap

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is een kort geding aanhangig gemaakt door de executeur-testamentair van de nalatenschap van wijlen [naam wijlen]. De executeur, die in persoon procedeerde, vorderde dat de gedaagde, die eerder als executeur was benoemd maar inmiddels was geschorst, zou worden verboden om zijn legitimaire rechten uit te oefenen en de inbezitneming van de nalatenschap door de executeur te hinderen. De procedure volgde op eerdere vonnissen waarin de gedaagde was ontslagen als executeur en waarin hem was bevolen de goederen van de nalatenschap over te dragen aan de executeur. De gedaagde had echter geweigerd om aan deze vonnissen te voldoen, wat leidde tot een verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.300.000,-. De executeur stelde dat hij een spoedeisend belang had bij de inbezitneming van de nalatenschap, terwijl de gedaagde zich bleef verzetten tegen de uitvoering van de eerdere vonnissen.

Tijdens de zitting op 26 april 2019 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De executeur voerde aan dat de gedaagde zich hardnekkig verzette tegen de inbezitneming en dat een hogere dwangsom noodzakelijk was om naleving van het vonnis van 22 november 2017 te waarborgen. De gedaagde voerde verweer en vorderde veroordeling van de executeur in de proceskosten. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde, ondanks de verbeurte van een dwangsom, zich bleef verzetten tegen de inbezitneming en dat dit een hogere dwangsom rechtvaardigde.

In de uitspraak van 3 juli 2019 heeft het Gerecht de gedaagde bevolen om de executeur de ruimte te geven voor de inbezitneming van de nalatenschap en een dwangsom opgelegd van Afl. 1.000.000,- per overtreding, met een maximum van Afl. 15.000.000,-. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 3 juli 2019
Behorend bij K.G. AUA 201901154
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[executeur],in hoedanigheid van executeur-testamentair in de nalatenschap van [naam wijlen],
te Aruba,
hierna ook te noemen: Executeur,
procederend in persoon,
en de ter terechtzitting van 26 april 2019 op vordering gevoegde partijen:
[gevoegde partijen 1],
[gevoegde partijen 2],
[gevoegde partijen 3],
[gevoegde partijen 4],
[gevoegde partijen 5],
[gevoegde partijen 6],
te Aruba,
hierna te noemen: [gevoegde partijen],
gemachtigden: mrs. E.J.H. Martis, L.D. Gomez en G. de Hoogd,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. P.M.E. Mohammed.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de akte wijziging eis aan de zijde van de Executeur met producties;
- de akte indiening producties aan de zijde van de Executeur;
- de pleitnota van de Executeur, ingediend ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 26 april 2019;
- de pleitnota van [gevoegde partijen], ingediend ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 26 april 2019;
- de pleitnota van [gedaagde], ingediend ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 26 april 2019;
- de akte uitlating regeling.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij vonnis van 3 mei 2017 is [gedaagde] geschorst als en [executeur] benoemd tot executeur testamentair van de nalatenschap van wijlen [naam wijlen] (hierna: de nalatenschap).
2.2
Bij vonnis van 13 september 2017 is [gedaagde] ontslagen als executeur-testamentair.
2.3
Bij uitvoerbaar op voorraad verklaard vonnis van 22 november 2017 is [gedaagde] – kort gezegd – veroordeeld het bezit van de goederen behorende tot de nalatenschap over te dragen aan de Executeur. Tegen dit vonnis heeft [gedaagde] hoger beroep aangetekend, waarop thans nog niet is beslist.
2.4
Bij vonnis van 24 januari 2018 is de vordering van [gedaagde] om de executie van het vonnis van 22 november 2017 te schorsen en verdere executie te verbieden, afgewezen.
2.5
Als gevolg van de weigering van [gedaagde] om volledig te voldoen aan het vonnis van 22 november 2017 is een bedrag van Afl. 1.300.000,- aan dwangsom ten laste van [gedaagde] verbeurd.
2.6
Bij besluit van 22 februari 2018 heeft [gedaagde] als aandeelhouder van West Indies Investment Company Inc. besloten tot het ontslag van de HBM Group, dat het bestuur over West Indies Investment Company Inc. voerde. HBM Group erkende de benoeming en bevoegdheden van de Executeur.
2.7
De bank van Ledin Holdings SA heeft op verzoek van de Executeur de rekeningen van Ledin Holdings SA, waarop [gedaagde] als enige tekeningsbevoegd is, geblokkeerd. Hiertegen is Ledin Holdings SA een procedure begonnen.
2.8
Bij vonnis van 14 januari 2019 heeft het Tribunal de première instance de Geneve geoordeeld dat de conservatoire maatregelen ten laste van de in het dictum van het vonnis van 22 november 2017 genoemde (offshore) vennootschappen worden gehandhaafd.
2.9
Bij brief van 8 februari 2019 heeft [gedaagde] zich tegenover de Executeur
– kort gezegd – op het standpunt gesteld dat [gedaagde] legitimaris is en dat de toekenning aan de Executeur van het bezit van de goederen van de nalatenschap niet rechtsgeldig is. [gedaagde] stelt de Executeur aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van de onrechtmatige handelingen die de Executeur reeds heeft verricht of nog zal verrichten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De Executeur vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te verbieden om voor de duur van de executele zijn legitimaire rechten uit te oefenen, althans de executele en de inbezitneming door de Executeur te gehengen en te gedogen, een en ander op straffe van een dwangsom van AWG. 5.000.000,- voor iedere overtreding van het verbod en voorts een dwangsom van AWG. 500.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt dan wel niet ongedaan wordt gemaakt, kosten rechtens.
3.2
De executeur grondt de vordering - kort gezegd - erop dat hij een spoedeisend belang heeft om ongestoord het recht en de macht van inbezitneming van de nalatenschap te blijven uitoefenen. Nu [gedaagde] zich blijft verzetten tegen de inbezitneming door de Executeur van de nalatenschap, verzoekt de Executeur het Gerecht om een dwangsom te bepalen.
3.3 [
gedaagde] voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van de Executeur in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
De executeur heeft aangevoerd dat [gedaagde] zich blijft verzetten tegen de inbezitneming door de Executeur van de nalatenschap en aldus (hardnekkig) weigert aan de inhoud van het vonnis van 22 november 2017 te voldoen. Vastgesteld wordt dat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 22 november 2017 het bezit van de goederen van de nalatenschap aan de Executeur is toegekend en dat bij vonnis van 24 januari 2018 de vordering van [gedaagde] om de executie van het eerstgenoemd vonnis te schorsen of te staken, is afgewezen. Vastgesteld wordt voorts dat [gedaagde] zich, ook na verbeurte van een dwangsom, blijft verzetten tegen de inbezitneming door de Executeur van de nalatenschap. Dit blijkt uit het onder 2.5 genoemde besluit en uit de verschillende procedures die hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de ondernomen acties van de Executeur om tot de inbezitneming van de nalatenschap te kunnen komen. Bij brief van 8 februari 2019 heeft [gedaagde] aan de Executeur medegedeeld dat het bezit van de goederen van de nalatenschap ten onrechte aan de Executeur is toegekend en dat [gedaagde] het recht van bezit vernietigt. Hiermee deelt [gedaagde] aan de Executeur feitelijk mede dat hij zich niet kan vinden in het vonnis van 22 november 2017, waarin de inbezitneming van de nalatenschap aan de Executeur is toegekend. Met de Executeur is het Gerecht van oordeel dat uit het voorgaande dient te worden afgeleid dat [gedaagde] zich blijft verzetten tegen de inbezitneming door de Executeur van de nalatenschap en aldus (wederom) weigert aan de inhoud van het vonnis van 22 november 2017 te voldoen. Nu [gedaagde] niet heeft verzocht om schorsing dan wel staking van de executie van het vonnis van 22 november 2017 en nu [gedaagde] eventuele argumenten die hij heeft voor het standpunt dat ten onrechte de inbezitneming van de nalatenschap aan de Executeur is toegekend, kan inbrengen in de lopende procedure in hoger beroep tegen het vonnis van 22 november 2017, dient de conclusie te zijn dat [gedaagde] zich aan genoemd vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dient te houden. Een belangenafweging leidt niet tot een andere conclusie.
4.2
Nu [gedaagde], ook na verbeurte van een dwangsom, zich blijft verzetten tegen de inhoud van het vonnis van 22 november 2017 is het Gerecht met de Executeur van oordeel dat de hoogte van de verbeurte dwangsom kennelijk onvoldoende prikkel heeft gevormd. Met de Executeur is het Gerecht van oordeel dat derhalve een hogere dwangsom dient te worden opgelegd om te bewerkstelligen dat [gedaagde] het vonnis van 22 november 2017 nakomt. Aan het op te leggen gebod om voor de duur van de executele, de executele en de inbezitneming van de nalatenschap door de Executeur te gehengen en te gedogen, wordt een dwangsom verbonden van Afl. 1.000.000,- per overtreding en een dwangsom van Afl. 250.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Het gevorderde bedragen van respectievelijk Afl. 5.000.000,- en Afl. 500.000, - komen bovenmatig voor. De dwangsom zal worden gemaximeerd als in het dictum nader vermeld.
4.3 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
gebiedt [gedaagde] om voor de duur van de executele, de executele en de inbezitneming van de nalatenschap door de Executeur te gehengen en te gedogen;
bepaalt dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis bij iedere overtreding van voormeld gebod een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000.000,- per overtreding en een dwangsom van Afl. 250.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van Afl. 15.000.000,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagden worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 237,44 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigden van [gevoegde partijen];
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Verheijen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.