ECLI:NL:OGEAA:2019:509

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201901833
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opheffing van conservatoir beslag en de geldigheid van een koopovereenkomst

In deze zaak, die op 3 juli 2019 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderden eisers [A] en [B] de opheffing van een door gedaagde Stavast Holding N.V. gelegd conservatoir beslag op hun perceel te Picaron, Aruba. Eisers stelden dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand was gekomen tussen hen en Stavast, en dat het beslag was gelegd ter verzekering van een ondeugdelijke vordering. De procedure begon met een verzoekschrift van eisers op 29 mei 2019, gevolgd door verschillende producties en een zitting op 14 juni 2019.

De feiten wezen uit dat [A] en [B] voormalige echtelieden zijn en gezamenlijk eigenaar van het perceel. Er was een concept koopovereenkomst gestuurd door [C] aan [A], maar deze werd niet onvoorwaardelijk aanvaard. De communicatie tussen de partijen toonde aan dat er onduidelijkheid bestond over de voorwaarden van de koop, met name over de verrekening van kosten voor de aanleg van de weg. Op 3 mei 2019 legde Stavast beslag op het perceel, wat leidde tot de vordering van eisers.

De rechter oordeelde dat er geen wilsovereenstemming was bereikt over de koopovereenkomst, omdat de essentiële voorwaarde van [A] met betrekking tot de verrekening niet was aanvaard door Stavast. Hierdoor was het beslag gelegd ter verzekering van een ondeugdelijke vordering. De rechter besloot het beslag op te heffen en veroordeelde Stavast in de proceskosten van eisers. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 3 juli 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201901833
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[A],

2. [B],
beiden wonende in Aruba,
eisers, hierna ook gezamenlijk te noemen: [A] c.s. respectievelijk [A] en [B],
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
STAVAST HOLDING N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: Stavast,
gemachtigde: de advocaat mrs. S.M. Paesch en D.C.A. Crouch.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 29 mei 2019;
- de brief met producties van eisers, ingediend op 13 juni 2019;
- de brieven met producties van gedaagde, ingediend op 11 en 13 juni 2019;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de behandeling ter zitting op 14 juni 2019, waarbij zijn verschenen [B] in persoon en [A] bij hun gemachtigde voornoemd en Stavast bijgestaan door haar gemachtigden, alsmede mr. [C] (directeur).
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
B] en [A] zijn voormalige echtelieden van elkaar en zijn ieder voor de helft eigenaar van het perceel te Picaron in Aruba, kadastraal bekend als Land Aruba, Derde Afdeling, Sectie D, nummer 609, groot 4171 m² (hierna: het perceel).
2.2 [
B] en [C] zijn zussen van elkaar. [B] woont op het adres te [adres 1] en [C] woont op het adres [adres 2]. Het perceel waarop het beslag is gelegd, ligt tussen de woning van [B] en de woning van [C].
2.3
Bij e-mail van 6 maart 2019 heeft [C] een concept koopovereenkomst naar [A] opgestuurd ter ondertekening, teneinde het perceel voor Afl. 279.140,- te kopen.
2.4
In de e-mail van 13 maart 2019 van [A] aan [C] staat, voor zover van belang:

Ik durf het niet te zeggen [C], [B] is erg moeilijk deze dagen, en onbereikbaar. Ik doe mijn best. Er is nog wel een punt wat we moeten regelen. De kosten van de weg waren indertijd ongeveer 158.000. Daarvan heb jij iets meer dan 50% betaald, wij de rest. Ik ben toen nagegaan wat er nog verrekend moet worden. Het is een bedrag dat te overzien is, maar voor mij essentieel, met alle kosten die ik heb.
2.5
In de e-mail van 10 april 2019 van [A] aan [C] staat, voor zover van belang:

Bon nochi [C], ik heb vanochtend de gescande en door mij getekende koopovereenkomst aan [B] gestuurd ter ondertekening. Maar ze doet weer moeilijk. Ze zegt namelijk dat ze aanvankelijk geïnformeerd was geworden dat jij maar een klein stuk zou kopen, en een andere klant van je het grootste gedeelte. Dat concept is aanvaardbaar voor haar. Maar ze wenst niet te verkopen als jij gedege bent die alles koopt.”
2.6
In de e-mail van 11 april 2019 van [A] aan [C] staat, voor zover van belang:

Bon dia, [B] informeerde me dat ze bereid is om ook haar gedeelte aan je te verkopen onder de conditie dat je niet in de onmiddellijke nabijheid van haar gaat wonen. Aangezien ik vermoed dat je het terrein gedeeltelijk koopt om privacy te garanderen en anderzijds om te speculeren lijt me dat geen probleem. Indien het wel een probleem is zal ik in zee gaan met een collega van me.
2.7
In de e-mail van 12 april 2019 van [C] aan [A] staat, voor zover van belang:

Bon dia [A], ik/wij blijf/blijven wonen waar wij nu wonen en de aankoop van het deel naast me is voor de privacy, meer niet. Het grotere deel koopt een cliënte van mij. Dus kan ik voldoen aan jullie vereisten.
2.8
Op 19 april 2019 stuurt [A] c.s. naar [C] een door [A] c.s. ondertekende koopovereenkomst waarin staat, voor zover van belang:

Partijen zijn overeengekomen dat de koopprijs voor het perceel Awg. 85,= (vijfentachtig Florin Arubaanse courant) per vierkante meter bedraagt en de nog niet verrekende kosten voor de aanleg van de weg Awg. 29,894,= (zegge: negenenentwintigzuidensachthonderdvierennegentig Florin), derhalve totaal AWG. 309.034,- (zegge: driehonderdnegenduizendvierendertig Florin, Arubaanse courant welk bedrag door de koper, bij de akte van levering volledig zal worden voldaan.
(…)
Partijen komen overeen dat het verkochte in twee percelen gesplitst zal worden, waarbij het perceel welke grenst aan het perceel bekend als [adres 1] benut kan worden voor de bouw van een vrijstaande woning, doch dat deze woning niet bewoond zal worden door de eigenaar van Stavast Holding N.V.
2.9
Bij e-mail van 20 april 2019 van [C] aan [A] c.s. staat, voor zover van belang:

Op vrijdag, 19 april 2019 ontving ik de door jullie ondertekende koopovereenkomst die afwijkt van de koopovereenkomst die door ons is aanvaard. Voor de duidelijkheid is een voorstel aan jullie gedaan op 6 maart 2019. Dit voorstel zou vervolgens door jullie geaccepteerd worden mits opgenomen wordt dat een andere (dan mij) het perceel zou kopen en dat ik niet naast [B] zou komen te wonen.
Hierover hebben wij gediscussieerd en uiteindelijk is besloten dat Stavast Holding N.V. het litigieuze perceel zou kopen en dat ik niet naast [B] zou wonen. Dit is door jullie bevestigd middels het e-mailbericht d.d. 11 april 2019 en welk aanbod van jullie zijde door mij op 12 april 2019 is aanvaard.
In de koopovereenkomst die door mij op 19 april 2019 is ontvangen, hebben jullie een extra te betalen bedrag van Awg. 28.894,00 opgenomen uit hoofde van een door jullie beweerdelijke verrekening.
Enige afspraak omtrent dit bedrag is nimmer gemaakt laat staan aanvaard, noch is er sprake van enige rechtsverhouding inzake dit bedrag waarop jullie menen het recht te hebben van verrekening.
Ik geef jullie tot woensdag, 24 april 2019 de tijd om een nieuwe getekende koopovereenkomst naar mij te sturen waarin dit bedrag van Awg. 28.894,00 niet meer staat opgenomen, bij gebreke waarvan ik mij het recht voorbehoud om jullie in rechte te betrekken om de afspraken uit hoofde van de koopovereenkomst (waarin zoals jullie wilden dat Stavast Holding N.V. de koper wordt en dat ik niet naast [B] zal komen te wonen) na te komen. Voor zover nodig stel ik jullie in gebreke.
2.1
Bij brief van 25 april 2019 van [A] c.s. aan [C] staat, voor zover van belang:

Vanwege bepaalde discussiepunten die de ondertekening zijdens de verkopers in de weg stonden, waaronder begrepen de verrekening van de kosten ad. Awg. 29.894,00 voor de aanleg van de weg (zie mail d.d. 29-09-2017, en wederom 13-03-2019) en de wens van de verkoper dat, in de koopovereenkomst een artikel zou worden opgenomen omtrent het afzien van bewoning door koper en het perceel grenzend aan het terrein dat door verkoper wordt bewoond, is nimmer enige concrete afspraak gemaakt buiten de voornoemde en getekende koopovereenkomst welke wij op 19 april aan jou hebben doen toekomen.
Naar aanleiding van je schrijven waarin je ons sommeert een nieuwe getekende koopovereenkomst naar jou te sturen waarin het bedrag van Awg. 29.894,00 niet meer staat opgenomen, hebben we juridisch advies ingewonnen. Naar aanleiding van dit advies geven we je nog (5) dagen de tijd om de door ons ondertekende koopovereenkomst alsnog te willen ondertekenen. Indien wij op 30 april 2019 geen ondertekende overeenkomst van jou hebben ontvangen dan komt het aan je gedane aanbod, als zijnde niet door je aanvaard, te vervallen, en is er in het geheel geen overeenkomst tot stand gekomen. Alsdan behouden we ons het recht voor om het terrein aan andere gegadigden te verkopen.
2.11
Op 3 mei 2019 is door Stavast conservatoir beslag gelegd op het perceel van [A] c.s.
2.12
Op 3 mei 2019 hebben [A] c.s. en de heren [Y] en [Z] een koopovereenkomst gesloten ten aanzien van het perceel.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
A] c.s. vordert dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, primair gedaagde veroordeelt om het op het perceel gelegde conservatoir beslag op te heffen, op straffe van een dwangsom, en subsidiair gedaagde veroordeelt tot het stellen van zekerheid gelijk aan het door gedaagde gelegde beslag zijnde een bedrag van Afl. 323.744,- met veroordeling van Stavast in de proceskosten.
3.2 [
A] c.s. grondt zijn vordering er primair op dat het beslag moet worden opgeheven omdat het is gelegd ter verzekering van een ondeugdelijke vordering. Volgens [A] c.s. is er tussen partijen geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand gekomen. Verder grondt [A] c.s. de subsidiaire vordering erop dat zij door het handhaven van het conservatoir beslag schade lijdt gelijk aan de verkoopprijs, nu de woning aan een derde is verkocht.
3.3
Stavast voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering van [A] c.s.. Stavast is van mening dat er wel een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat het beslag is gelegd om nakoming van de koopovereenkomst te verzekeren.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [A] c.s. bij zijn vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
Artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.) bepaalt dat het beslag dient te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen.
4.3
De vraag die ter beantwoording voorligt is of [A] c.s. er in is geslaagd aannemelijk te maken dat partijen geen wilsovereenstemming hebben bereikt met betrekking tot een koopovereenkomst betreffende het perceel en dat Stavast daarom geen recht op nakoming heeft. Indien deze vraag in bevestigende zin wordt beantwoord, dan dient het beslag te worden opgeheven.
4.4
Tussen partijen staat vast dat de door [C] opgestelde en op 6 maart 2019 aan [A] opgestuurde koopovereenkomst niet onvoorwaardelijk door [A] c.s. is aanvaard, omdat daarin een voor [A] essentieel onderdeel, zijnde de verrekening van de kosten voor het aanleggen van de weg, niet is opgenomen. Voorts staat vast dat [B] twee voorwaarden aan de koopovereenkomst heeft gesteld, namelijk dat [C] niet in privé het perceel mag kopen en dat [C] niet direct naast [B] komt te wonen.
4.5
Stavast heeft gesteld dat de koopovereenkomst die op 6 maart 2019 door [C] is verstuurd vervolgens toch tot stand is gekomen, omdat zij akkoord is gegaan met de door [B] gestelde voorwaarden en er geen grondslag bestaat voor de door [A] aangevoerde verrekening. Stavast stelt dat uit de akte van levering van de percelen van de voormalige eigenaren blijkt dat de kosten voor het aanleggen van de weg in mindering zijn gebracht op de koopprijs en deze kosten reeds zijn afbetaald. De stellingen van Stavast worden verworpen. Ook de stelling van Stavast dat de vordering aan [C] in privé toekomt en niet aan Stavast en de verrekening om die reden niet in de koopovereenkomst kan worden opgenomen, wordt verworpen. Hierbij neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
4.6
Weliswaar hebben partijen wilsovereenstemming bereikt ten aanzien van de voorwaarden zoals die door [B] zijn gesteld, maar niet ten aanzien van de voorwaarde van [A] tot het opnemen van de verrekening van de kosten voor het aanleggen van de weg in de koopovereenkomst. [A] heeft op 19 april 2019 immers een door Balkenstein c.s. ondertekende aangepaste overeenkomst aan [C] doen toekomen die wat betreft de koopsom afwijkt van de koopovereenkomst van 6 maart 2019 en waarin het onderdeel over de verrekening is opgenomen. Kennelijk was dat onderdeel over de verrekening voor hem essentieel. Anders dan Stavast meent, staat het [A] c.s. vrij een nadere voorwaarde aan de overeenkomst te stellen zoals hij dat in de e-mail van 13 maart 2019 heeft verwoord. Wilsvrijheid van partijen en contractsvrijheid vormen immers de kern van het contractenrecht. Hierbij is het in beginsel niet van belang of sprake is van juridische gehoudenheid van [C] of Stavast tot betaling van die verrekening.
4.7
Nu Stavast niet akkoord is gegaan met de door [A] c.s. gestelde voorwaarde, zoals [C] in haar e-mail van 20 april 2019 aan [A] heeft verwoord, hebben partijen geen overeenstemming bereikt met betrekking tot de koop van het perceel. Dit leidt voorshands tot de conclusie dat er geen juridische gehoudenheid van [A] c.s. bestaat om het perceel aan Stavast te leveren.
4.8
Het voorgaande betekent dat Stavast geen nakomingsrecht heeft wat betreft de levering van het perceel en dat het beslag derhalve is gelegd ter verzekering van een ondeugdelijke vordering. Dit beslag zal moeten worden opgeheven. De voorzieningenrechter is ingevolge artikel 705 lid 1 Rv. bevoegd conservatoire beslagen zelf op te heffen. Een veroordeling van gedaagde tot opheffing van het gelegde beslag kan dus achterwege blijven. Gelet op deze omstandigheden zal de voorzieningenrechter de gevorderde dwangsom afwijzen, nu er daartoe geen aanleiding bestaat.
4.9
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Stavast worden veroordeeld in de proceskosten van [A] c.s.

5.DE BESLISSING

het gerecht:
- heft op het op 3 mei 2019 door gedaagde gelegde conservatoire beslag op de onroerende zaak van [A] c.s., gelegen te Picaron en kadastraal bekend als Land Aruba, Derde Afdeling, Sectie D, nummer 609, groot 4171 m²;
- veroordeelt Stavast in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [A] c.s. worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 226,65 aan explootkosten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.