In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 mei 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010. De Voogdijraad heeft op 23 januari 2019 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarige, die in een problematische thuissituatie opgroeit. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2019 waren de ouders, de raadsonderzoeker van de Voogdijraad en de gezinsvoogd aanwezig. De ouders oefenen gezamenlijk gezag uit, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedingssituatie. De minderjarige is getuige van huiselijk geweld en wordt door beide ouders fysiek mishandeld. De ouders hebben geen inzicht in hun problematiek en zijn niet in staat om de nodige zorg en structuur te bieden.
De rechter heeft vastgesteld dat de minderjarige met zedelijke en lichamelijke ondergang wordt bedreigd. De Voogdijraad heeft in een rapport geconcludeerd dat ondertoezichtstelling de meest geschikte maatregel is om de nodige hulp en begeleiding te bieden aan zowel de ouders als de minderjarige. De ouders hebben geen bezwaar gemaakt tegen de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de verzochte uithuisplaatsing. De rechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de minderjarige op te nemen in het kindertehuis Imeldahof voor haar verzorging en opvoeding.
De beschikking houdt in dat de minderjarige voor de duur van één jaar onder toezicht wordt gesteld, de heer [naam gezinsvoogd] wordt benoemd tot gezinsvoogd, en de plaatsing in het kindertehuis Imeldahof wordt bevolen voor een periode van negen maanden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.