In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, en de vader met het gezag te belasten. De Voogdijraad heeft het verzoek ingediend, waarbij zij stelde dat de moeder lijdt aan een psychiatrische stoornis, namelijk schizofrenie, en niet in staat is om voor de minderjarige te zorgen. De moeder ontkende echter de diagnose en was niet medicatietrouw. De vader maakte zich zorgen over de veiligheid van de minderjarige bij de moeder, die illegaal in Aruba verbleef.
De procedure omvatte meerdere zittingen, waarbij zowel de moeder als de vader aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De Voogdijraad concludeerde dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk was dat de moeder van het gezag werd ontheven. De rechter heeft echter geoordeeld dat niet is gebleken dat de moeder in verband met gestoorde geestvermogens van het gezag over de minderjarige dient te worden ontheven, en heeft het verzoek van de Voogdijraad afgewezen.
Wel heeft de rechter vastgesteld dat de aantekening in het gezagsregister nietig was, omdat de moeder ten tijde van het verzoek daartoe geschorst was van het gezag. De ouders hebben aangegeven gezamenlijk het gezag over de minderjarige te willen uitoefenen, en de rechter heeft dit verzoek toegewezen. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige blijft bij de moeder, maar de minderjarige wordt onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden. De moeder is ook toegelaten om kosteloos te procederen. De beschikking is gegeven door rechter mr. N.K. Engelbrecht, in tegenwoordigheid van de griffier.