In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 mei 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De zaak is gestart met een verzoekschrift van de Voogdijraad, ingediend op 8 januari 2019, en de mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2019. Tijdens deze zitting waren de ouders, de moeder en de vader, aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De minderjarige is geboren uit het huwelijk van de ouders, die in april 2017 zijn gescheiden. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag, maar de minderjarige heeft haar hoofdverblijf bij de vader. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking die het gezag regelt.
De Voogdijraad heeft in haar rapport van 8 januari 2019 geconstateerd dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen in het belang van de minderjarige. De vader vertoont een passief-agressieve houding en is niet open voor begeleiding, terwijl de moeder wel openstaat voor hulp, maar zich door de vader onder druk gezet voelt. De minderjarige wordt negatief beïnvloed door de vader, die haar instrueert om negatief over de moeder te spreken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige in gevaar zijn.
Tijdens de zitting heeft de moeder ingestemd met de ondertoezichtstelling, terwijl de vader, hoewel hij twijfels had over de effectiviteit ervan, geen bezwaar maakte. Gezien de bevindingen van de Voogdijraad en de zorgen over de minderjarige, heeft het gerecht besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen voor een periode van zes maanden, met benoeming van een gezinsvoogdes.