ECLI:NL:OGEAA:2019:482

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201900527
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na reorganisatie en herplaatsingsverplichting

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen RBC Royal Bank (Aruba) N.V. en een werknemer, hierna aangeduid als [verweerster]. De werkgever, RBC, heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van bedrijfseconomische redenen, aangezien de verzekeringsafdeling van de bank is opgeheven. De werknemer heeft echter betwist dat er geen passende functie voor haar beschikbaar was en heeft aangevoerd dat RBC niet voldoende inspanningen heeft geleverd om haar te herplaatsen binnen de organisatie.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat RBC onvoldoende heeft aangetoond dat de werknemer niet ontwikkelbaar is voor de openstaande functies, ondanks haar opleiding en werkervaring. Het Gerecht oordeelde dat RBC niet aan haar herplaatsingsverplichting heeft voldaan en dat er geen sprake was van een collectief ontslag, maar van een reorganisatie. De werkgever had het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet aan de Directie Arbeid en Onderzoek voorgelegd, wat een vereiste was volgens de collectieve arbeidsovereenkomst.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het verzoek tot ontbinding afgewezen en RBC veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers bij reorganisaties en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de herplaatsing van werknemers.

Uitspraak

Beschikking van 18 juni 2019
E.J. no. AUA201900527.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
RBC ROYAL BANK (ARUBA) N.V.,
gevestigd in Aruba,
verzoekster, hierna ook te noemen: RBC,
gemachtigde: de advocaat mr. M.L.J.J.P. Willems,
tegen:
[Verweerster],
wonende in Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 20 februari 2019;
- de faxbrief met producties, ingediend op 1 maart 2019;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de behandeling ter zitting van 28 mei 2019, waarbij zijn verschenen RBC bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede de heer [hoofd personeelszaken] (hoofd personeelszaken) en [verweerster] in persoon bijgestaan door haar gemachtigde.
1.2
Vervolgens is de datum voor de beschikking nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verweerster] is met ingang van 1 november 2004 bij RBC in dienst getreden in de functie van
junior officer insurance back office.
2.2
In artikel 8.8 van de collectieve arbeidsovereenkomst die tussen partijen geldt staat, voor zover van belang: “
Ingeval van reorganisatie of inkrimping van het personeelsbestand zal de wettelijke regeling van artikel 5 van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten, AB 1988 GT 80 en AB 1989 GT 14, gevolgd worden.
2.3
In een ongedateerde brief van medio 2017 afkomstig van onder anderen de heer [A], Regional Vice President, Southern Caribbean en de heer [B], Country Manager Aruba, staat, voor zover van belang:

(…)
After a comprehensive review of the Insurance Brokerage Business of RBC Royal Bank N.V. and RBC Royal Bank (Aruba) N.V. in the Dutch Caribbean, RBC has decided to wind down our Insurance Brokerage operation in the Dutch Caribbean. The Decision aligns with our strategy to focus on core banking solutions and aligns with the successful banking insurance model that currently exists in Bonaire.
We will wind down the business in phases, and expect to complete the process by October 31, 2018. RBC will stop writing new business starting November 1, 2017, but will continue to renew existing business until December 31, 2017. The bank will maintain its Insurance Brokerage License until the wind down of the business is complete.
This decision will affect employees directly supporting the insurance brokerage business. In keeping with our values, when there are changes to positions, we will work hard to minimize the impact and continue to treat our employees fairly and respectfully throughout this period.
We recognize this decision will affect some RBC clients. We are committed to supporting clients throughout the transition to ensure they have sufficient time to make alternate insurance arrangements.
We will continue to share information in the coming months as phases of the wind down progress.
(…)”.
2.4
In oktober 2017 heeft de RBC, tijdens een bespreking, de medewerkers op de verzekeringsafdeling geïnformeerd over de volledige opheffing van de afdeling en de wijze waarop de opheffing in afbouwfases zal gaan plaatsvinden:
- per 1 november 2017 worden geen nieuwe klanten meer geaccepteerd en worden de reeds bestaande verzekeringspolissen vernieuwd;
- per 31 december 2017 worden bestaande verzekeringspolissen niet meer vernieuwd en wordt slechts met betrekking tot bestaande lopende polissen bijstand verleend aan klanten;
- per 31 oktober 2018 vindt de beëindiging plaats van alle verzekeringsactiviteiten van RBC en de opheffing van de verzekeringsafdeling.
2.5
Op 5 oktober 2018 heeft RBC aan [verweerster] een voorstel uitgebracht ten einde de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Met dit voorstel heeft [verweerster] niet ingestemd.
2.6
Met ingang van 31 oktober 2018 is de verzekeringsafdeling van de RBC definitief opgeheven. Sindsdien vinden er binnen RBC geen verzekeringsactiviteiten meer plaats.
2.7 [
verweerster] is met ingang van 1 november 2018 door RBC met behoud van salaris op non-actief gesteld.

3.HET VERZOEK

3.1
RBC verzoekt het gerecht de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op zo kort mogelijk termijn te ontbinden, met toekenning van een door het gerecht te bepalen vergoeding rekening houdende met de feiten en omstandigheden in dit geval, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2
RBC heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd. Voor RBC was de verzekeringsafdeling niet meer rendabel en is de afdeling om die reden opgeheven. Het betreft in het onderhavige geval geen collectief ontslag. Volgens RBC is er voor [verweerster] binnen de organisatie geen uitwisselbare functie. De huidige functies binnen RBC zijn op MBO-niveau, HBO-niveau of hoger, hetgeen overeenkomt met een Position Level (hierna: PL) van 12-2 of lager. De functie van [verweerster] komt overeen met een PL van 12-3 en bestaat niet meer. Bovendien is er voor [verweerster] geen passende functie binnen de organisatie, omdat [verweerster] een Mavo-opleiding geniet en niet aan de eisen van de andere beschikbare functies voldoet. RBC heeft er alles aan gedaan om [verweerster] elders binnen de organisatie te plaatsen, aldus RBC. Daarbij heeft RBC gekeken naar de mogelijkheid van bij- en omscholing en zijn er cursussen aangeboden die via internet te volgen waren. Het LIFO-beginsel is volgens RBC achterhaald en het anciënniteitsbeginsel is volgens RBC in het onderhavige geval niet van toepassing nu, zoals reeds is vermeld, er binnen de organisatie geen uitwisselbare functies zijn.
3.3 [
verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft het gerecht verzocht de door RBC verzochte ontbinding af te wijzen, met veroordeling van RBC in de proceskosten.
3.4 [
verweerster] erkent dat er bedrijfseconomische redenen zijn geweest om de verzekeringsafdeling op te heffen. Anderzijds betwist [verweerster] dat RBC op grond van objectieve maatstaven tot het oordeel is gekomen dat zij overtallig is. Volgens [verweerster] is er in het onderhavige geval sprake van een collectief ontslag en had het ontbindingsverzoek conform artikel 8.8 van de collectieve arbeidsovereenkomst aan de Directie Arbeid en Onderzoek (hierna: DAO) dienen te worden voorgelegd. Volgens [verweerster] heeft RBC zich niet voldoende ingespannen om haar een vervangende functie aan te bieden. [verweerster] heeft op vier verschillende vacatures gesolliciteerd en heeft nimmer een antwoord van RBC hieromtrent mogen ontvangen. [verweerster] heeft aangevoerd dat hoewel RBC werknemers met de juiste opleiding op de desbetreffende functie wil plaatsen, haar collega [X], die samen met haar op de verzekeringsafdeling werkte, met zijn mbo-opleiding wel in aanmerking is gekomen voor een HBO-functie. In dat kader stelt [verweerster] ook dat zij op een vak na haar havo-diploma niet heeft behaald en het alsnog zou kunnen behalen. Voor [verweerster] is het onbegrijpelijk waarom zij met een mavo-opleiding en vijftien jaren ervaring bij RBC, eventueel met de nodige bijscholing, niet voor een MBO-functie in aanmerking zou kunnen komen. [verweerster] stelt dat door RBC slechts algemene cursussen via internet werden aangeboden, waaronder een cursus tot het opstellen van een curriculum vitae. Volgens [verweerster] heeft RBC zich, gelet op het voorgaande, niet als een goed werkgever gedragen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voorop wordt gesteld dat de verzekeringsafdeling bestaande uit negen medewerkers door RBC is opgeheven en dat het ontbindingsverzoek van RBC deel uitmaakt van een groep waarvan thans nog drie door RBC aan het gerecht zijn voorgelegd.
4.2
In het onderhavige geval is er, anders dan [verweerster] stelt, geen sprake van een collectief ontslag in de zin van artikel 5 van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten (hierna: Lba), maar wel van een reorganisatie of inkrimping van het personeelsbestand zoals opgenomen in artikel 8.8 van de collectieve arbeidsovereenkomst. Ingevolge artikel 8.8 van de collectieve arbeidsovereenkomst jo. artikel 4 en artikel 5 van de Lba had RBC het ontbindingsverzoek eerst aan de DAO moeten voorleggen. Nu RBC deze verplichting niet is nagekomen, ligt het des te meer op haar weg om aan het gerecht inzicht te verschaffen in de door haar gemaakte keuzes bij de reorganisatie. Bij de beoordeling door het gerecht van een ontbindingsverzoek wordt aan dezelfde materiële bepalingen getoetst als bij een ontbindingsverzoek dat aan de DAO is voorgelegd.
4.3
De vraag die voorligt is of de door RBC gestelde bedrijfseconomische omstandigheden een zodanige verandering in de omstandigheden vormen, dat sprake is van een gewichtige reden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst tussen partijen ingevolge artikel 7A:1615w BW ontbonden dient te worden.
4.4
Van RBC mag worden verwacht dat zij bij het selecteren van de in haar visie meest geschikte kandidaten een zorgvuldige en objectieve procedure doorloopt en een deugdelijke beslissing neemt. In het onderhavige geval heeft de werkgever naar het oordeel van het gerecht onvoldoende onderzocht of [verweerster] ontwikkelbaar is voor de openstaande functies, terwijl daarvoor gelet op haar opleiding en ruime werkervaring wel aanleiding bestaat. Om die reden is onvoldoende gebleken dat [verweerster] door middel van scholing/begeleiding niet aan het gewenste niveau kan voldoen. RBC heeft niet concreet aangegeven welke stappen zij heeft ondernomen dan wel welke inspanningen zij heeft geleverd om de mogelijkheid voor een vervangende functie binnen de organisatie voor [verweerster] te onderzoeken.
4.5
Hoewel het een werkgever vrij staat om zijn organisatie zodanig in te richten als hij verkiest en de daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen, mag daarbij geen misbruik van omstandigheden wordt gemaakt. Het lag op de weg van RBC om inspanningen te verrichten om [verweerster] te herplaatsen in de organisatie. Hiervan is niet gebleken. RBC heeft geen concrete cursus of her- of bijscholing aan [verweerster] aangeboden, dan wel andere inspanningen geleverd, om te bewerkstelligen dat [verweerster] voor een MBO-functie met een PL van 12-2 of lager in aanmerking kan komen. Het enkel niet beschikken over de minimale vereiste opleiding is onvoldoende om te concluderen dat [verweerster] niet voor een vervangende functie in aanmerking komt, gelet op haar opleidingsniveau (mavo-diploma) in combinatie met haar ruime opgedane werkervaring bij RBC. Dit geldt des te meer nu [verweerster] onweersproken heeft gesteld dat RBC bij de medewerker [X] wel een uitzondering heeft gemaakt bij de vereiste opleiding voor een functie. Gelet op het voorgaande kan de door RBC aangevoerde grondslag het ontbindingsverzoek niet dragen.
4.6 [
verweerster] heeft ter zitting uitdrukkelijk aangegeven de voortzetting van de arbeidsovereenkomst na te streven. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.7
RBC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, gebaseerd op 2 punten behorende bij tariefgroep 5 van het liquidatietarief.
6.DE BESLISSING
Het gerecht:
- wijst het verzochte af;
- veroordeelt RBC in de kosten van de procedure, die tot de datum van de uitspraak aan de kant van de [verweerster] worden begroot op Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Verheijen, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 juni 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.