Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
…)
Onderwerp: opzegging dienstverband
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak verzocht de verzoekster, een arbeidscontractant bij het Land Aruba, het gerecht om te verklaren dat haar ontslag kennelijk onredelijk was. De verzoekster was in dienst van het Land op basis van een arbeidsovereenkomst die was aangegaan voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Mike Eman II. Na de verkiezingen en de regeringswisseling werd haar dienstverband beëindigd, wat leidde tot de rechtszaak. De verzoekster stelde dat zij in vaste dienst was en dat het Land in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld door haar ontslag. Het Land betwistte dit en stelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd.
De rechter oordeelde dat de verzoekster niet als ambtenaar was benoemd, omdat het vereiste ondertekende Landsbesluit ontbrak. De arbeidsovereenkomst was echter nietig verklaard, maar de rechter concludeerde dat de verzoekster haar werkzaamheden na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst had voortgezet, wat erop wees dat er een stilzwijgende verlenging van de overeenkomst was. De rechter oordeelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat het Land niet had voldaan aan de eisen van redelijkheid en billijkheid bij de opzegging.
De rechter kende de verzoekster een vergoeding toe van Afl. 4.270,- en veroordeelde het Land in de proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Sap op 18 juni 2019.