Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
…)
Onderwerp: opzegging dienstverband
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak verzocht de verzoekster, een arbeidscontractant bij het Land Aruba, het gerecht om te verklaren dat haar ontslag kennelijk onredelijk was en om haar dienstbetrekking te herstellen. De verzoekster was van 17 maart 2010 tot 1 november 2013 in dienst van het Land op basis van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst en was daarna opnieuw in dienst getreden op basis van een nieuwe arbeidsovereenkomst. De verzoekster stelde dat zij in vaste dienst was en dat het Land in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld door haar ontslag te geven. Het Land betwistte dit en stelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd op 17 november 2017.
De rechter oordeelde dat de verzoekster niet als ambtenaar was benoemd, omdat het vereiste ondertekende Landsbesluit ontbrak. De rechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst van de verzoekster na 17 november 2017 stilzwijgend was verlengd, omdat zij haar werkzaamheden had voortgezet. De rechter oordeelde dat het ontslag van de verzoekster niet voldeed aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, omdat het Land niet had aangetoond dat er een voldoende zwaarwegende grond voor het ontslag was. De rechter kende de verzoekster een vergoeding toe van Afl. 20.540,- en veroordeelde het Land in de proceskosten.
De beschikking werd gegeven op 18 juni 2019 door mr. J. Sap, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De rechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.