Op 22 januari 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in de zaak AUA201802646, waarin de Voogdijraad verzocht om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010, en haar plaatsing in het Kindertehuis Imeldahof. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 augustus 2018 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2018 waren de Voogdijraad, de moeder en de voorgestelde gezinsvoogdes aanwezig, terwijl de vader niet verscheen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De feiten tonen aan dat de minderjarige uit de relatie tussen de vader en de moeder is geboren en dat de moeder het gezag over de minderjarige uitoefent. Op 4 juni 2018 werd de minderjarige voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd en geplaatst in het Kindertehuis Imeldahof. De Voogdijraad concludeerde in een rapport van 8 augustus 2018 dat er sprake was van fysieke en emotionele mishandeling en verwaarlozing in de thuissituatie bij de moeder, wat de ontwikkeling van de minderjarige bedreigde.
Het gerecht oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig waren, gezien het gebrek aan pedagogische vaardigheden van de moeder en haar emotionele onbeschikbaarheid. De rechter besloot de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar en benoemde de voorgestelde gezinsvoogdes als gezinsvoogdes. Tevens werd de plaatsing van de minderjarige in het Kindertehuis Imeldahof bevolen, met als doel haar veiligheid, stabiliteit en de nodige begeleiding te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.