ECLI:NL:OGEAA:2019:465

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201803219
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie in een alimentatiezaak tussen ouders van een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 18 juni 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de moeder en de vader van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.J.M. Lotter Homan, heeft verzocht om een bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, geboren in 2015. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een lagere bijdrage van Afl. 400,- per maand voorgesteld en betwist de door de moeder opgevoerde kosten.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 10 oktober 2018 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 18 januari 2019 en een mondelinge behandeling op 22 januari 2019. Tijdens deze zitting zijn beide ouders in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De rechter heeft de feiten en de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige zijn vastgesteld op Afl. 1.063,- per maand. De draagkracht van zowel de moeder als de vader is in detail geanalyseerd, waarbij de moeder een netto-inkomen van Afl. 5.405,- per maand heeft en de vader een netto-inkomen van Afl. 4.710,- per maand.

Na beoordeling van de financiële gegevens en de behoeften van de minderjarige, heeft de rechter bepaald dat de vader een bijdrage van Afl. 550,- per maand moet betalen, met ingang van 1 januari 2019. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beslissing is genomen door rechter mr. N.K. Engelbrecht, ter zitting van 18 juni 2019, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 18 juni 2019
behorend bij EJ nr. AUA201803219
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.J.M. Lotter Homan,
en:
[Verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 10 oktober 2018,
  • het verweerschrift, ingediend op 18 januari 2019,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 22 januari 2019, waar zijn verschenen de moeder en de vader in persoon en bijgestaan door hun gemachtigden.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De thans nog minderjarige [minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] 2015 in Aruba geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder.Hij is erkend door de vader.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 1 januari 2018 een bedrag van Afl. 1.000,- per maand te betalen. Daartoe wordt gesteld dat de kosten van de minderjarige afgerond Afl. 2.280,- per maand bedragen en dat de vader voldoende draagkrachtig is.
3.2
De vader heeft aangevoerd dat hij maandelijks Afl. 400,- betaalt als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Hij voert verder draagkrachtverweer en betwist de door de moeder opgevoerde kosten.
3.3
Ter beoordeling ligt voor de vraag of de man met zijn bijdrage van Afl. 400,- per maand voldoet aan zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
3.4
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
3.5
De kosten van verzorging en opvoeding
3.5.1
Nu de vader de door de moeder opgevoerde kosten heeft betwist, zal het gerecht deze kosten zelf vaststellen. Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht (vanaf juni 2015) als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,-.
3.5.2
Het gerecht zal verder rekening houden met de maandelijkse kosten ter zake van de posten “ crèche” Afl. 300,-, “zwemles” Afl. 100,-, “psycholoog” Afl. 150,-, en “medicijnen” Afl. 62,75, nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder.
3.5.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op afgerond Afl. 1.063,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
3.6
De draagkracht van de moeder
3.6.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 4.060,34. De moeder ontvangt jaarlijks uitkeringen ter zake van “merit lumpsum” ad Afl. 1.100,-, “performance bonus” ad Afl. 4.042,50, “vacation allowance” ad Afl. 5.023,52, “13de maand” ad Afl. 5.023,52, “santa claus bonus” (Afl. 750,-) en “employee gifts” ad Afl. 250. Haar netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook afgerond gemiddeld Afl. 5.405,-.
3.6.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) posten “lening Arubabank” ad Afl. 669,- en “huur” ad Afl. 400,-. Uit de overgelegde leningsovereenkomst met de Arubabank blijkt dat de lening op 31 oktober 2017 is aangegaan “to pay lawyer”. Gelet hierop zal het gerecht geen rekening houden met de door de moeder apart opgevoerde kosten voor “betaling advocaat” ad Afl. 2.100,- per maand. De overige opgevoerde lasten wordt de moeder geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
3.6.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.470,-.
3.6.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 5.405 – Afl. 2.470 =) Afl. 2.935,-, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
3.7
De draagkracht van de vader
3.7.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken van [werkgever] blijkt, dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 4.710,-. Verder ontvangt hij maandelijks een bedrag van Afl. 290,-.
Uit het door de vader overgelegd overzicht van transacties rond Afl. 5.000,- bij de CMB bank in de periode vanaf februari 2018 tot oktober 2018, blijkt dat hij in de maanden februari en maart telkens een bedrag van Afl. 5.000,- heeft ontvangen van, dan wel heeft betaald aan “John Patrick Building Support”. Over deze bedragen heeft de vader zich niet uitgelaten, zodat onduidelijk is gebleven of het reguliere inkomsten c.q. uitgaven betreffen.
3.7.2
Wat betreft de lasten van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de post “hypotheek” ad Afl. 2.214,-, nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. De post “lening ouders” ad Afl. 600,- zal - gelet op de prioriteit die moet worden toegekend aan de onderhoudsverplichting van de vader jegens zijn kind - buiten beschouwing worden gelaten. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de vader geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
3.7.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.614,-.
3.7.4
Gelet op het hierboven overwogene met betrekking tot het inkomen van de vader, het bedrag van (de maandelijkse aflossing van) zijn hypotheeklening en op hetgeen de moeder heeft aangevoerd, overweegt het gerecht dat de vader zeer waarschijnlijk meer inkomsten heeft dan hij heeft opgegeven. Het gerecht constateert dat de vader onvolledige informatie met betrekking tot zijn maandelijks inkomen heeft gegeven, en zal hieraan de consequentie verbinden die het geraden acht.
3.8
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht en op de behoefte van de minderjarige acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 550,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 januari 2019, omdat de vader in ieder geval vanaf die datum kennis heeft kunnen nemen van onderhavig verzoek van de moeder.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [verweerder] in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in Aruba, op Afl. 550,- per maand, met ingang van 1 januari 2019, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 18 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.