In deze beschikking van 18 juni 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geoordeeld over het verzoek tot benoeming van een voogdes voor een minderjarige. De verzoekers, echtelieden wonende in Aruba, hebben verzocht om mevrouw [verzoeker 2] als voogdes aan te stellen, aangezien de minderjarige bij hen woont en door hen wordt verzorgd. De moeder van de minderjarige, die in Nederland woont, heeft nooit de zorg voor de minderjarige op zich genomen en heeft in april 2011 Aruba verlaten. De moeder heeft ingestemd met de benoeming van de voogdes.
De procedure omvatte een verzoekschrift dat op 2 oktober 2018 was ingediend, een minderjarigenverhoor op 21 januari 2019, en een mondelinge behandeling op 22 januari 2019. Tijdens deze zitting was de heer M. Loopstok aanwezig namens de Voogdijraad. Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder feitelijk nooit het gezag over de minderjarige heeft uitgeoefend en in de onmogelijkheid verkeert om dit te doen. Hierdoor is het gezag van de moeder van rechtswege geschorst, en is het noodzakelijk om in het gezag over de minderjarige te voorzien.
De rechter heeft op basis van de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting besloten om mevrouw [verzoeker 2] tot voogdes te benoemen, omdat het belang van de minderjarige zich hiertegen niet verzet. Tevens is aan mevrouw [verzoeker 2] toelating verleend om kosteloos te procederen, op basis van bewijs van onvermogen dat door de verzoekers is overgelegd. De beschikking eindigt met de beslissing om het meer of anders verzochte af te wijzen.