ECLI:NL:OGEAA:2019:462
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake schuldvordering uit geldleningsovereenkomst
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een schuldvordering voortvloeiend uit een geldleningsovereenkomst tussen eiseres en gedaagde. De partijen zijn op 3 januari 2014 een overeenkomst aangegaan waarbij gedaagde zich verplichtte om een bedrag van Afl. 20.455,63 in maandelijkse termijnen terug te betalen. Eiseres heeft gedaagde op 12 juni 2018 gesommeerd om een bedrag van Afl. 19.580,63 te betalen, maar gedaagde heeft hieraan geen gevolg gegeven. Eiseres heeft vervolgens conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van gedaagde.
Tijdens de procedure heeft eiseres verzocht om veroordeling van gedaagde tot betaling van Afl. 19.380,63, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd en een verjaringsverweer ingediend, maar het gerecht heeft geoordeeld dat dit verweer onvoldoende was onderbouwd. De rechter heeft vastgesteld dat eiseres tijdig gedaagde in gebreke heeft gesteld en dat de vordering niet voldoende gemotiveerd is betwist door gedaagde.
Het gerecht heeft de vordering van eiseres toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat eiseres niet voldoende had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 3 juli 2019 door mr. M. Schoemaker.