ECLI:NL:OGEAA:2019:462

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201802691
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldvordering uit geldleningsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een schuldvordering voortvloeiend uit een geldleningsovereenkomst tussen eiseres en gedaagde. De partijen zijn op 3 januari 2014 een overeenkomst aangegaan waarbij gedaagde zich verplichtte om een bedrag van Afl. 20.455,63 in maandelijkse termijnen terug te betalen. Eiseres heeft gedaagde op 12 juni 2018 gesommeerd om een bedrag van Afl. 19.580,63 te betalen, maar gedaagde heeft hieraan geen gevolg gegeven. Eiseres heeft vervolgens conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van gedaagde.

Tijdens de procedure heeft eiseres verzocht om veroordeling van gedaagde tot betaling van Afl. 19.380,63, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd en een verjaringsverweer ingediend, maar het gerecht heeft geoordeeld dat dit verweer onvoldoende was onderbouwd. De rechter heeft vastgesteld dat eiseres tijdig gedaagde in gebreke heeft gesteld en dat de vordering niet voldoende gemotiveerd is betwist door gedaagde.

Het gerecht heeft de vordering van eiseres toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat eiseres niet voldoende had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 3 juli 2019 door mr. M. Schoemaker.

Uitspraak

Vonnis van 3 juli 2019
Behorend bij A.R. AUA201802691
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
gemachtigde: mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek.
Gedaagde heeft afgezien van het nemen van een conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 3 januari 2014 zijn partijen een geldleningsovereenkomst aangegaan, waarbij gedaagde zich heeft verbonden om een bedrag van Afl. 20.455,63 in maandelijkse termijnen van Afl. 250,- aan eiseres terug te betalen met ingang van de maand maart 2014.
2.2
Bij brief van 12 juni 2018 heeft eiseres middels haar gemachtigde gedaagde gesommeerd om binnen 14 dagen een bedrag van Afl. 19.580,63 vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten aan eiseres te betalen. Gedaagde heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.
2.3
Eiseres heeft na daartoe bekomen verlof op 13 augustus 2018 ten laste van gedaagde conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Bodytech Fitness Center VBA.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert – uitvoerbaar bij voorraad – na vermindering van eis veroordeling van gedaagde tot betaling van Afl. 19.380,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening en Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiseres grondt de vordering erop dat gedaagde haar verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst niet is nagekomen.
3.3
Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Gedaagde heeft een verjaringsverweer gevoerd. Hij heeft daartoe gesteld dat de discussies al vanaf februari 2013 zijn gestart. Hij heeft daarmee zijn verjaringsverweer onvoldoende gesubstantieerd. Gedaagde heeft niet weersproken dat partijen op 3 januari 2014 een geldleningsovereenkomst zijn aangegaan. Eiseres heeft binnen vijf jaar, derhalve tijdig, gedaagde in gebreke gesteld en deze procedure aanhangig gemaakt. Het verjaringsverweer wordt dan ook verworpen.
4.2
Gedaagde heeft de vordering onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zijn stelling dat hij de geldleningsovereenkomst onder druk van eiseres en haar familie heeft ondertekend is onvoldoende gesubstantieerd om een vernietigingsgrond aan te kunnen nemen. Bovendien overweegt het gerecht ten overvloede dat eiseres als reactie op het verweer van gedaagde bij conclusie van repliek onweersproken heeft gesteld dat gedaagde nadien ten kantore van de gemachtigde van eiseres een vaststellingsovereenkomst heeft getekend waarin hij ondubbelzinnig akkoord is gegaan met de vordering. Hiermee is het verweer van gedaagde, zo het voldoende onderbouwd zou zijn geweest, voldoende weerlegd.
4.3
Nu de vordering door het uitblijven van een voldoende gemotiveerde betwisting in rechte is komen vast te staan, zal de gevorderde hoofdsom vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen.
4.4
Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, voor welke verrichtingen de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden daarom afgewezen.
4.5
Gedaagde dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van eiseres, te dragen, welke kosten worden begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 876,- aan explootkosten (waaronder die van het beslag) en Afl. 3.000,- aan gemachtigdensalaris (3 punten bij tarief 4) .

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 19.380,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2018 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
5.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiseres worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 876,- aan explootkosten en Afl. 3.000,- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.