In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 juni 2019 uitspraak gedaan op het verzoek van een moeder om haar zoon onder curatele te stellen. De verzoekster, die in persoon procedeerde, stelde dat haar zoon, thans opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis Respaldo, niet in staat was zijn belangen behoorlijk waar te nemen vanwege een geestelijke stoornis en het misbruik van verdovende middelen. De vader van de verweerder werd als belanghebbende aangemerkt, maar was niet aanwezig tijdens de zitting.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 12 juni 2018 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2019 waren verzoekster en een tante van de verweerder aanwezig, terwijl de verweerder zelf niet verschenen was. De verzoekster voerde aan dat haar zoon herhaaldelijk aanstoot gaf in het openbaar en dat hij zijn eigen veiligheid en die van anderen in gevaar bracht door zijn gedrag.
De rechter beoordeelde het verzoek op basis van artikel 1:378, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat onder curatele stelling mogelijk maakt bij geestelijke stoornis of middelenmisbruik. Ondanks de zorgen van de verzoekster en de tante, bleek uit de overgelegde verklaring van de huisarts niet dat de verweerder lijdt aan een psychische stoornis. De verzoekster had de mogelijkheid om een verklaring van een behandelend arts over te leggen, maar maakte hier geen gebruik van.
Uiteindelijk concludeerde de rechter dat de verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat de verweerder niet in staat was zijn belangen te behartigen, noch dat hij door middelenmisbruik in gevaar was. Daarom werd het verzoek om ondercuratelestelling afgewezen. De beschikking werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter terechtzitting van 18 juni 2019.