ECLI:NL:OGEAA:2019:460

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juli 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201902404
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot terugbrengen van een schip in de Arubaanse territoriale wateren na onrechtmatige onttrekking aan beslag

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eiseressen, bestaande uit buitenlandse rechtspersonen, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, eveneens buitenlandse rechtspersonen, met betrekking tot het schip Maridive 702. Eiseressen hebben op 9 juli 2019 verlof gekregen om conservatoir beslag te leggen op het schip ter zekerheidstelling van hun vordering van $21.000.000,-. Het schip, dat onder Panamese vlag vaart, is na de beslaglegging door gedaagden onrechtmatig aan de macht van de deurwaarder onttrokken en bevindt zich thans buiten de Arubaanse territoriale wateren. Dit onrechtmatige handelen van gedaagden is in strijd met de rechtsorde van Aruba, wat het gerecht aanleiding geeft om een bevel te geven tot terugbrenging van het schip.

De procedure begon met een verzoekschrift van eiseressen op 18 juli 2019, gevolgd door verschillende producties en een zitting op 25 juli 2019. Eiseressen vorderen onder andere dat gedaagden, inclusief de kapitein van het schip, worden bevolen om het schip binnen vier uur na het vonnis terug te brengen naar de Arubaanse wateren, met een dwangsom van $5.000.000,- voor iedere inbreuk op dit gebod. Gedaagden hebben verweer gevoerd, onder andere over de bevoegdheid van de Arubaanse rechter en de rechtsgeldigheid van het beslag.

Het gerecht oordeelt dat het conservatoir beslag rechtsgeldig is gelegd en dat de Arubaanse rechter bevoegd is om te oordelen over het geschil. Het gerecht concludeert dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door het schip aan het beslag te onttrekken en beveelt hen om het schip terug te brengen binnen de Arubaanse territoriale wateren. Tevens worden dwangsommen opgelegd voor het geval gedaagden niet aan het bevel voldoen. De proceskosten worden aan gedaagden opgelegd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 29 juli 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201902404
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de buitenlandse rechtspersonen
1. RIVERLAKE SOLUTIONS SAgevestigd in Zwitserland,
2. STALCO SHIPPING & BROKERAGE C.A.gevestigd in Venezuela,
3. MEGA MARITIME SAgevestigd op de Marshall Eilanden,
hierna ook te noemen: eiseressen,
gemachtigden: de advocaten mrs. D.W. Ormel en W. Princée,
tegen:
de buitenlandse rechtspersonen
1. MARIDIVE MEXICO S DE RL DE CVgevestigd in Egypte,
2. MARIDIVE & OIL SERVICES SAEgevestigd in Egypte,
en
3. [kapitein]thans verblijven op het zeeschip Maridive 702,
hierna ook te noemen: gedaagden respectievelijk Maridive c.s en Ella,
gemachtigden: de advocaten mrs. L.D. Gomez en C.B.A. Coffie.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 18 juli 2019;
- de faxbrieven met producties van eiseressen, ingediend op 19 en 24 juli 2019;
- de faxbrieven met producties van gedaagden, ingediend op 24 juli 2019;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de behandeling ter zitting op 25 juli 2019, waarbij zijn verschenen eiseressen bijgestaan door hun gemachtigden, alsmede de heer [vertegenwoordiger van eiseressen] (vertegenwoordiger van eiseressen) en gedaagden bij hun gemachtigden voornoemd.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.FEITEN

2.1
Op 9 juli 2019 hebben eiseressen verlof gekregen van dit gerecht om conservatoir beslag te leggen op het zeeschip Maridive 702 (hierna: het schip) ter zekerheidstelling van verhaal van hun vordering van $21.000.000,- op de Maridive c.s..
2.2
Het schip is een Offshore Tug/Supply Ship en vaart onder Panamese vlag.
2.3
De kapitein van het schip is de heer [de kapitein] (hierna: [de kapitein]), in het bezit van de Egyptische nationaliteit.
2.4
In het proces-verbaal van 14 juli 2019 van deurwaarder B.R. Roos staat, voor zover van belang:
“Heden, de (…)14e juli 2019 (…) heb ik (…)
mij, deurwaarder, begeven naar het motorschip MARIDIVE 702 IMO#9592197, zich bevindende in de territoriale wateren van Aruba op een afstand van circa 7 mijl van de kust aldaar, teneinde dit schip met toebehoren in “conservatoir beslag” te nemen en wel voor het in gemeld verzoekschrift uitgedrukt bedrag van de Amerikaanse DOLLAR.$21.000.000 (zegge: een en twintig miljoen dollars) (…).”
2.5
Op 15 juli 2019 was het schip niet meer traceerbaar op de
Automatic Identification System(hierna: AIS) en bevond het schip zich buiten de Arubaanse territoriale wateren
2.6
Eiseressen hebben bij brief van 15 juli 2019 gericht aan de Maridive c.s. en bij brief van 16 juli 2019 gericht aan [de kapitein] verzocht om het schip uiterlijk binnen vier uur terug te brengen binnen de Arubaanse territoriale wateren. Hieraan is geen gevolg gegeven.
2.7
Het schip bevindt zich thans circa 2 nautische mijlen buiten de grens van de Arubaanse territoriale wateren.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseressen vorderen dat het gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. gedaagden en iedere persoon die [de kapitein] als kapitein van het schip op enig moment zou vervangen, te bevelen om het schip binnen vier uur na het uitspreken van het vonnis terug te doen brengen in de territoriale wateren van Aruba en te bepalen dat zij ieder afzonderlijk ten behoeve van eiseressen een dwangsom verbeuren van $ 5.000.000,- voor iedere inbreuk op dat gebod en van $5.000.000,- voor iedere dag of deel daarvan dat het gebod wordt overtreden;
b. [de kapitein] en iedere persoon die [de kapitein] als kapitein van het schip op enig moment zou vervangen, te bevelen om de originele scheepspapieren van het schip Maridive 702 bestaande uit alle originele documenten die een dergelijk zeeschip nodig heeft om te reizen van en naar verschillende jurisdicties en daar toegang toe te krijgen van de desbetreffende autoriteiten op eerste verzoek van een gerechtsdeurwaarder te overhandigen, ter bewaring van die gerechtsdeurwaarder totdat het door eiseressen gelegde beslag op het schip zal komen te vervallen of wordt opgeheven en te bepalen dat zij ieder afzonderlijk ten behoeve van eiseressen een dwangsom verbeurt van $ 5.000.000,- voor iedere inbreuk op dat gebod en van $5.000.000,- voor iedere dag of deel daarvan dat het gebod wordt overtreden;
c. de Maridive entiteiten te bevelen dat zij dienen te gehengen en gedogen dat het onder b. genoemde bevel wordt uitgevoerd door de kapitein [de kapitein] en iedere persoon die hem als kapitein van het schip op enig moment zou vervangen;
d. machtiging te verlenen aan eiseressen om het onder b. genoemde bevel zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de gerechtsdeurwaarder en de sterke arm van politie en justitie;
e. gedaagden hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende de ander tot het betaalde is bevrijd, in de kosten van deze procedure vermeerderd met wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2
Eiseressen leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat gedaagden jegens hen onrechtmatig handelen door het schip aan de Arubaanse territoriale wateren te onttrekken, terwijl daarop door de deurwaarder conservatoir beslag is gelegd.
3.3
Gedaagde voeren verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van eiseressen bij hun vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en bewijslevering, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
a. bevoegdheid van het gerecht
4.3
Gedaagde hebben als formeel verweer primair aangevoerd dat de Arubaanse rechter ingevolge artikel 124 jo. 125 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) niet bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige geschil, omdat het onderhavige geschil te weinig aanknopingspunten heeft met de Arubaanse rechtssfeer en het schip en de kapitein zich thans buiten de Arubaanse territoriale wateren bevinden. Ter onderbouwing van hun stelling voeren gedaagden aan dat het rechtsgeschil tussen partijen op grond van artikel 6 van de Agency Agreement al voor de Engelse rechter in Engeland aanhangig is gemaakt en de prestaties tussen partijen steeds in Venezuela, Zwitserland of elders plaatsvinden.
4.4
Deze verweren worden verworpen. Uit het proces-verbaal van 14 juli 2019 van de deurwaarder en de door eiseressen overgelegde
printscreenvan traffic marine van 14 juli 2019 om 17:10 uur, blijkt dat het schip zich op het moment van het leggen van beslag op een afstand van zeven
nautical milesvan de kust van Aruba bevond. Nu gedaagden geen stukken in het geding hebben gebracht waaruit het tegendeel blijkt, wordt er voorshands van uitgegaan dat het schip zich op dat moment ingevolge het Besluit uitbreiding territoriale zee van het Caribisch deel van het Koninkrijk binnen de Arubaanse territoriale wateren bevond.
4.5
Op grond van art. 728 jo. art. 563 Rv is de Arubaanse rechter in eerste aanleg bevoegd te oordelen over rechtsgeschillen met betrekking tot het leggen van conservatoir beslag op een schip dat zich ten tijde van indienen van het verzoek om verlof tot beslaglegging binnen de Arubaanse territoriale wateren bevond. Nu de Arubaanse rechter bevoegd wat betreft de beslaglegging bevoegd was, is deze rechter ook bevoegd om te oordelen over het geschil betreffende het onttrekken van het schip aan het gelegde beslag. Het plegen van handelingen waarmee het effect van een gelegd conservatoir beslag wordt teniet gedaan raakt daarnaast de rechtsorde van het Land Aruba, zodat ook om die reden voldoende aanknoping bestaat met de Arubaanse rechtssfeer.
b. de geldigheid van het gelegde beslag en de onttrekking aan het beslag
4.6
Gedaagden hebben voorts aangevoerd dat het beslag niet rechtsgeldig is gelegd, omdat het beslag ingevolge artikel 564 Rv niet door de deurwaarder aan boord van het schip is gedaan. Volgens gedaagden is het niet verder gekomen dan een poging tot beslaglegging. Ook dit verweer slaagt niet.
4.7
Ambtshalve merkt het gerecht op dat de rechtsgeldigheid van het leggen van conservatoir beslag in het onderhavige geval niet getoetst wordt aan het Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen, omdat het schip onder Panamese vlag vaart en Panama geen partij is bij dit verdrag. Het beslag moet dan ook beoordeeld worden aan de hand van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat geldt in Aruba.
4.8
Het gerecht verwijst allereerst naar de omstandigheid dat het schip zich ten tijde van de beslaglegging binnen de Arubaanse wateren bevond (r.o. 4.4) Uit de beslagstukken en het nadien opgemaakte relaas van de deurwaarder blijkt voorts dat de deurwaarder het beslag heeft gelegd door met een sleepboot naar het schip toe te gaan, maar vanwege de ruwe zee niet aan boord van het schip kon komen en op de sleepboot is gebleven, maar dat zijn assistent, tevens getuige, de heer [X], wel de overstap naar het schip kon maken. Tevens blijkt uit de stukken dat de deurwaarder met de kapitein, die zich volgens de deurwaarder op het dek van het schip bevond, heeft gesproken, zich heeft geïdentificeerd, de identiteit van de kapitein en het schip heeft geverifieerd en de beslagstukken vervolgens op het schip heeft achtergelaten. De heer [X] heeft immers de deurwaarder als getuige bijgestaan in de zin van art. 564 lid 2 jo art. 702 Rv. en onder direct toezicht van de deurwaarder de beslagstukken aan de kapitein gegeven. Onder deze omstandigheden is het rechtens niet relevant dat de deurwaarder zich niet zelf aan boord van het schip heeft begeven, nu aan de ratio van art. 565 lid 1 jo. art. 702 Rv immers is voldaan, namelijk dat het conservatoir beslag ter plaatse en niet van achter het bureau van de deurwaarder is gelegd. Ook de omstandigheid dat de kapitein weigerde de scheepspapieren aan de deurwaarder te overhandigen, maakt dit niet anders, nu dat immers valt onder de door de deurwaarder de (eventueel) te nemen maatregelen om te verhinderen dat het schip vertrekt, maar geen constitutief vereiste is voor het leggen van beslag. Daarnaast blijkt niet dat gedaagden door de handelwijze van de deurwaarder in hun belangen zijn geschaad.
4.9
Gelet op het voorgaande is het conservatoir beslag op rechtsgeldige wijze gelegd.
4.1
Hierboven is reeds vastgesteld dat gedaagden, althans de kapitein, enige uren na het leggen van het beslag, de AIS heeft uitgezet (althans deze niet meer functioneerde) en het schip vervolgens buiten de territoriale wateren is gebracht. Ten tijde van de behandeling van dit kort geding bevond het schip zich 2 nautische zeemijlen daarbuiten. Daarmee is het (bewust) aan de rechtsmacht van Aruba onttrokken, en is ook het effect van het beslag aangetast.
c. de vorderingen
4.11
De vraag die voorts ter beantwoording voorligt is of gedaagden gehouden zijn het schip terug te brengen binnen de Arubaanse territoriale wateren.
4.12
Partijen twisten over de vraag of het AIS defect was of dat het door gedaagde is uitgezet. Die vraag kan in het midden blijven nu vast staat dat het schip zich na 14 juli 2019 buiten de Arubaanse territoriale wateren bevond. Nu het schip na de beslaglegging op 14 juli 2019 aan de macht van de deurwaarder is onttrokken en het schip zich thans buiten de Arubaanse territoriale wateren bevindt, handelen gedaagden onrechtmatig jegens eiseressen en handelen zij tevens in strijd met de rechtsorde van Aruba. Dit rechtvaardigt naar het voorlopig oordeel van het gerecht een bevel om het schip terug te brengen in de territoriale wateren van Aruba. Hiermee wordt bereikt dat het schip zich weer in de situatie komt te bevinden waarin het zich ten tijde van het leggen van het conservatoir beslag door de deurwaarder op 14 juli 2019 bevond, zodat de deurwaarder zijn bevoegdheden ingevolge artikel 564 e.v. Rv kan uitoefenen.
4.13
Om voormelde redenen kan met voldoende mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de bodemrechter zal oordelen dat gedaagden zich jegens eiseressen onrechtmatig hebben gedragen. De vordering onder a. zal worden toegewezen tegenover de kapitein, de exploitant (rompbevrachter) en de eigenaar van het schip, nu ter zitting immers niet duidelijk is geworden wie zeggenschap heeft. Gedaagden hebben daar geen informatie over kunnen (of willen) verschaffen. De vordering zal niet worden toegewezen ten aanzien van iedere persoon die [de kapitein] als kapitein van het schip op enig moment zou aanvangen. Dit onderdeel van de vordering is te vaag geformuleerd. Tevens zal het tijdstip waarbinnen het schip zich weer binnen de Arubaanse territoriale wateren dient te bevinden worden bepaald op 8 uur na het tijdstip waarop dit vonnis wordt uitgesproken, zoals hieronder is vermeld. Ten overvloede wordt partijen gewezen op het bepaalde in art. 611a lid 3 Rv.
4.14
Nu gedaagden het schip aan verhaal hebben onttrokken, ziet het gerecht aanleiding om de dwangsommen op te leggen voor het geval gedaagden het in het dictum opgenomen bevel niet opvolgen. De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen als na te melden.
4.15
De vordering onder b. zal worden afgewezen, omdat de deurwaarder ingevolge artikel 564 lid 3 Rv een bewaarder kan aanstellen en maatregelen kan nemen om te verhinderen dat het schip vertrekt. De vordering onder c. zal ook worden afgewezen, nu daarvoor geen grondslag bestaat.
4.16
Ook de vordering onder d. dient te worden afgewezen, omdat de deurwaarder ingevolge de artt. 564 lid 4 jo. 444 Rv dit zelf kan doen bewerkstelligen.
4.17
Als de in het ongelijk te stellen partij zullen gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten van eiseressen. Het verzoek van eiseressen de proceskostenveroordeling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de tweede dag na het betekenen van dit vonnis, zal worden toegewezen na een termijn van veertien dagen.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
- beveelt de Maridive c.s. en de kapitein van het schip de heer [de kapitein] om het schip Maridive 702 binnen acht (8) uur na het uitspreken van dit vonnis terug te doen brengen binnen de territoriale wateren van Aruba, onder de bepaling dat zij hoofdelijk, een dwangsom verschuldigd zal zijn van $500.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij nalatig zijn om na betekening van dit vonnis aan dit bevel te voldoen, tot een maximum van $21.000.000,-;
- veroordeelt gedaagden, des dat de één betalende de ander tot het betaalde is bevrijd, in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 920,08 aan oproepingskosten en Afl. 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente indien gedaagden nalatig blijven om hieraan te voldoen binnen veertien dagen na aanschrijving;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 29 juli 2019 om 15:00 uur, in aanwezigheid van de griffier.