In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 januari 2019 een beschikking gegeven in een voogdijkwestie. De verzoekster, de grootmoeder van de minderjarigen, heeft verzocht om benoeming tot voogd over haar kleinkinderen, die bij haar wonen. De moeder van de minderjarigen, die in Jamaica woont, heeft nooit een moederrelatie met hen gehad en is sinds 2010 niet meer in Aruba. De minderjarigen zijn geboren in Aruba en hebben hun hele leven bij de grootmoeder gewoond. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 augustus 2018 werd ingediend, gevolgd door een verhoor van de minderjarigen op 19 november 2018. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2018 was de verzoekster aanwezig.
De feiten tonen aan dat de moeder van de minderjarigen niet ingeschreven staat in het bevolkingsregister en dat de grootmoeder de zorg voor de kinderen op zich heeft genomen. De grootmoeder heeft verklaard dat de moeder instemt met de benoeming van haar als voogd. Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen, wat leidt tot de schorsing van haar gezag. De grootmoeder heeft zich bereid verklaard om de voogdij op zich te nemen, en er zijn geen bezwaren van de moeder of de minderjarigen tegen deze benoeming. Het verzoek is toegewezen en de grootmoeder is benoemd tot voogdes over de minderjarigen.