ECLI:NL:OGEAA:2019:459

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201901587
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verweerster, die sinds 1 september 2013 als directiesecretaresse in dienst was. De verweerster is sinds 7 december 2017 volledig arbeidsongeschikt door een chronisch vermoeidheidssyndroom, en de Staat heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen bestaande uit veranderde omstandigheden. De verweerster heeft verweer gevoerd, onder andere stellende dat de Staat niet ontvankelijk zou zijn in het verzoek, maar het gerecht heeft geoordeeld dat de Staat wel degelijk bevoegd was om het verzoek in te dienen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de langdurige arbeidsongeschiktheid van de verweerster, die meer dan een jaar heeft geduurd, een gewichtige reden vormt voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De medische stukken toonden aan dat er geen concrete vooruitzichten waren op werkhervatting binnen afzienbare tijd. De verweerster had geen concrete feiten aangedragen die erop wezen dat zij binnen afzienbare tijd weer aan het werk zou kunnen gaan. Het gerecht heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 15 augustus 2019 en een billijke vergoeding van Afl. 14.350,- toegekend aan de verweerster, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

Beschikking van 1 augustus 2019
E.J. no. AUA201901587
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES),
gevestigd in Nederland,
verzoekster, hierna ook te noemen: de Staat,
gemachtigde: de advocaat mr. W.J. Noordhuizen,
tegen:
[verweerster],
wonende in Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 15 mei 2019;
- de faxbrief met producties van de Staat, ingediend op 5 juni 2019;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 7 juni 2019;
- de pleitaantekeningen van de Staat;
- de behandeling ter zitting van 11 juni 2019, waarbij zijn verschenen de Staat bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede de heer (plaatsvervangend directeur) en [verweerster] in persoon bijgestaan door haar gemachtigde;
- de email van de Staat van 27 juni 2019 met producties;
- de behandeling ter zitting van 11 juli 2019, waarbij zijn verschenen de Staat bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede de heer (directeur) en [verweerster] bij haar gemachtigde voornoemd.
1.2
Vervolgens is de datum voor de beschikking nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verweerster] is met ingang van 1 september 2013 bij de Staat in dienst getreden in de functie van directiesecretaresse. Haar laatst genoten salaris bedraagt Afl. 4.782,01 bruto per maand.
2.2
In artikel 2 van de arbeidsovereenkomst staat: “
Op deze arbeidsovereenkomst is de regeling Arbeidsvoorwaarden Lokaal Personeel (ALP) zoals laatstelijk gewijzigd per 21 juni 2012 van toepassing.
2.3
In artikel 11.1 van de ALP staat: “
Voor het bepalen van het einde van de dienstbetrekking gelden – met inachtneming van de volgende artikelen – de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek van Curaçao onderscheidenlijk het Burgerlijk Wetboek van Aruba dan wel Sint Maarten.
2.4
In artikel 11.2 van de ALP staat: “
Opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens ongeschiktheid uit hoofde van ziekte of gebreken voor de vervulling van de dienstbetrekking kan slechts plaatsvinden na medisch onderzoek door de bedrijfsgeneeskundige dienst.
2.5
Uit een e-mailbericht van 13 juni 2018 van dr. [internist], internist, blijkt dat [verweerster] aan een chronisch vermoeidheidssyndroom lijdt en dat er gelet op het advies van de gezondheidsraad in Nederland daarvoor momenteel geen goed onderbouwde medische behandeling is. Verder blijkt uit het e-mailbericht dat dr. Hoogendam een verzoek bij de Algemene Ziektekostenverzekering (hierna: AZV) heeft ingediend om [verweerster] naar Colombia of Nederland te verwijzen voor verdere medische onderzoeken en behandelingen.
2.6
In de ongedateerde brief van de bedrijfsarts dr. [bedrijfsarts], waarin verslag wordt gedaan van het spreekuur op 27 september 2018 met [verweerster], geeft de bedrijfsarts aan dat volledige werkhervatting van [verweerster] wordt uitgesloten gelet op de aard van de aandoening, de ernst en de duur van de klachten.
2.7
In de brief van 22 juni 2019 van de bedrijfsarts dr. [bedrijfsarts], waarin verslag wordt gedaan van het spreekuur op 21 juni 2019 met [verweerster], geeft de bedrijfsarts aan dat gelet op de aard en de ernst van de aandoening niet te verwachten is dat [verweerster] binnen afzienbare tijd zal herstellen, in die zin dat zij op enigerlei wijze zal re-integreren en dat bovendien de kans op volledige arbeidsgeschiktheid minimaal is.
2.8
Bij brief van 26 juni 2019 heeft [verweerster] bezwaar aangetekend tegen de medische keuring van de bedrijfsarts dr. [bedrijfsarts], omdat zij in de brief van 22 juni 2019 geen melding heeft gemaakt over de ‘automatic baseline’, er geen specialist is in Aruba die haar kan behandelen en zij mogelijk aan POTS bij ME/CVS lijdt. Verder geeft zij aan dat zij een zoutinfuus heeft gehad met een positieve ontwikkeling, dat CCI een mogelijke oplossing biedt, een neurochirurg geraadpleegd zou kunnen worden en dat zij nimmer voor haar ziekte is behandeld en zich om die reden niet kan vinden in het rapport van de bedrijfsarts.

3. HET VERZOEK

3.1
De Staat verzoek het gerecht, uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op grond van gewichtige redenen bestaande uit veranderde omstandigheden te ontbinden met ingang van de dag volgend op de datum van de in deze zaak te wijzen beschikking, althans zo spoedig mogelijk nadien, onder toekenning aan [verweerster] van een billijke vergoeding van Afl. 14.350,-.
3.2 [
verweerster] voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
verweerster] voert als formeel verweer aan dat de Staat niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de Zevende Titel A van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW) op grond van artikel 7A:1613y lid 2 in het onderhavige geval niet van toepassing is, nu de Staat als overheidsdienst dient te worden aangemerkt. Echter, datzelfde artikel biedt de mogelijkheid om daarvan af te wijken en de Zevende Titel A van Boek 7A van het BW wel van toepassing te verklaren. Van die mogelijkheid heeft de Staat voor het bepalen van het einde van de dienstbetrekking ook gebruik gemaakt zoals blijkt uit artikel 11.1 van de ALP. In laatstgenoemd artikel zijn de bepalingen voor het beëindigen van een arbeidsovereenkomst in het BW van toepassing verklaard, zij het met inachtneming van de bepalingen in de ALP. Om die reden kan de Staat nadat de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] een jaar heeft geduurd en er bovendien conform artikel 11.2 van de ALP een medische keuring heeft plaatsgevonden op grond van artikel 7A:1615w jo. 7A:1615h lid 1 BW een verzoek indienen bij het gerecht voor het ontbinden van de arbeidsovereenkomst.
4.2
Voor zover [verweerster] stelt dat de Staat geen beroep kan doen op de ALP, nu deze volgens haar eenzijdig is opgelegd, is van belang dat uit artikel 2 van de arbeidsovereenkomst blijkt dat de ALP op de overeenkomst tussen partijen van toepassing is verklaard. Nu de arbeidsovereenkomst van 22 augustus 2014 door [verweerster] is ondertekend kan het gerecht ervan uitgaan dat [verweerster] met de toepasselijkheid daarvan heeft ingestemd.
4.3
Op grond van artikel 7A:1615w BW is de werkgever wegens een gewichtige redenen bestaande uit veranderde omstandigheden bevoegd de rechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
4.4
Anders dan [verweerster] stelt, ziet een gewichtige reden bestaande uit veranderde omstandigheden behalve op bedrijfseconomische redenen en een verstoorde arbeidsrelatie ook op redenen gelegen in de persoon van de werknemer zoals onder meer regelmatige of langdurige arbeidsongeschiktheid. Het gaat om veranderingen die van zodanige aard zijn dat de dienstbetrekking dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Hierbij is niet van belang af sprake is van enige vorm van verwijtbaarheid aan de zijde van een van de partijen. Beoordeeld moet worden of de omstandigheden sedert het aangaan van de arbeidsovereenkomst zodanig zijn gewijzigd dat sprake is van gewichtige redenen die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.
4.5 [
verweerster] is sinds 7 december 2017 ruim anderhalf jaar volledig arbeidsongeschikt. Uit de medische stukken blijkt dat [verweerster] aan een chronische aandoening lijdt waarbij haar klachten onder andere bestaan uit ernstige vermoeidheid. Een exacte diagnose van de chronische aandoening van [verweerster] is (nog) niet gesteld. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [verweerster] tot vrijwel niets in staat is en ook in haar privéleven zeer ernstig wordt gehinderd door haar ziekte.
4.6 [
verweerster] heeft aangegeven dat er een kans is op herstel indien zij door de juiste specialist(en) wordt behandeld. Een diagnose of een eindtoestand is echter niet vereist voor het ontbinden van de arbeidsovereenkomst door het gerecht. Van belang is de vraag of [verweerster] binnen afzienbare tijd kan terugkeren op het werk. [verweerster] is thans in afwachting van een beslissing van de AZV op het verzoek van dr. Hoogendam om haar naar Nederland of Colombia te verwijzen om aldaar behandeld te worden. Zelfs indien [verweerster] in haar stelling wordt gevolgd, dat er een kans is op herstel, dan nog is de kans uiterst gering dat zij binnen afzienbare tijd haar werkzaamheden zal hervatten. Dit wordt bevestigd door de medische keuring van dr. [bedrijfsarts] bij brief van 22 juni 2019. [verweerster] heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat werkhervatting binnen afzienbare tijd wél mogelijk is. Haar klacht dat zij tot op heden een onvoldoende behandeling heeft gehad, omdat die in Aruba niet goed kan worden gegeven, kan niet aan de Staat worden tegengeworpen.
4.7
De voortdurende arbeidsongeschiktheid van [verweerster] en de afwezigheid van een concreet zicht op werkhervatting rechtvaardigt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, nu de arbeidsongeschiktheid langer dan de termijn genoemd in artikel 7a:1615h lid 1 BW, zijnde een jaar, heeft geduurd. Hiermee is het in dat artikel verwoorde opzegverbod, waaraan bij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst reflexwerking kan worden toegekend, uitgewerkt. Gesteld noch gebleken is dat andere regelingen aan de ontbinding in de weg staan.
4.8
De arbeidsovereenkomst zal dan ook met ingang van na te melden datum worden uitgesproken.
4.9
Het gerecht ziet geen aanleiding een andere dan de door de Staat reeds aangeboden vergoeding toe te kennen nu de gewichtige reden bestaande uit veranderde omstandigheden gelegen is in de persoon van de werknemer, namelijk langdurige arbeidsongeschiktheid van [verweerster]. De Staat heeft aangegeven aan [verweerster] een vergoeding van Afl. 14.350,- te zullen betalen en dat zij daarnaast in aanmerking komt voor een wachtgeldregeling. Het gerecht begrijpt dat de eventuele aan [verweerster] toe te kennen cessantia-uitkering met dat wachtgeld zal worden verrekend, zodat daarmee bij de thans te nemen beslissing geen rekening zal worden gehouden. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de Staat niet aan haar overige verplichtingen die voortvloeien uit de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst heeft voldaan, zodat ook op die grond geen reden bestaat om een andere, hogere vergoeding toe te kennen.
4.1
Nu overeenkomstig het verzoek wordt beslist, behoeft aan de Staat geen termijn te worden gegund voor intrekking van het verzoek.
4.11
In verband met de aard van de procedure zullen de proceskosten gecompenseerd worden.

6.DE BESLISSING

Het gerecht:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 15 augustus 2019 en kent aan [verweerster] ten laste van de Staat een vergoeding naar billijkheid toe van Afl. 14.350,-;
- compenseert de proceskosten en wel zo dat ieder van het de eigen kosten draagt;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op donderdag 1 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.