ECLI:NL:OGEAA:2019:443

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
AUA201804022
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot pensioenregeling en schadevergoeding door voormalige werknemer van de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft verzoekster, een voormalige werknemer van de Sociale Verzekeringsbank (SVb), een verzoek ingediend om de SVb te veroordelen tot onverkorte nakoming van haar verplichtingen met betrekking tot de pensioenregeling. Verzoekster stelt dat zij niet als deelnemer in het pensioenfonds is opgenomen, omdat zij op het moment van aansluiting slechts twee jaren verwijderd was van de pensioengerechtigde leeftijd. Hierdoor zou haar deelname aan de pensioenregeling minder dan vijf jaren hebben geduurd, wat volgens het pensioenreglement betekent dat zij geen aanspraak kan maken op pensioen. Verzoekster heeft ook schadevergoeding geëist van Afl. 256.094,--, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt dat de SVb toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.

De SVb heeft verweer gevoerd en gesteld dat verzoekster weliswaar is aangemeld, maar dat zij geen deelnemer is geworden van het pensioenfonds vanwege de bepalingen in het pensioenreglement. Het gerecht heeft vastgesteld dat de SVb zich terecht op het standpunt stelt dat de deelname van verzoekster aan de pensioenregeling beperkt werd door het pensioenreglement. Het gerecht heeft ook geoordeeld dat verzoekster op de hoogte was van haar situatie en dat de SVb niet gehouden was om een pensioenregeling voor haar te treffen.

Het verzoek van verzoekster is afgewezen, en zij is veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak is gedaan door mr. J. Sap op 9 juli 2019.

Uitspraak

Beschikking van 9 juli 2019
Behorend bij AUA201804022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
vertegenwoordigd door mevrouw drs. X,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te nomen: SVb,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 14 mei 2019;
- de zaak is vervolgens verwezen naar de zitting van 11 juni 2019 voor akte uitlating in verband met regeling zijdens verzoekster. Verzoekster is toen niet verschenen. De SVb heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om mede te delen dat tussen partijen geen regeling is bereikt.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag beschikking zal worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verzoekster] is op 4 november 1996 op 49-jarige leeftijd voor de periode van één jaar in dienst getreden van de SVb op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
2.2
De arbeidsovereenkomst is nadien bij brief van 26 september 1996 verlengd met de periode van één jaar.
2.3
Op 21 oktober 1998 hebben partijen de arbeidsovereenkomst gewijzigd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.4
Op 15 maart 2005 heeft de SVb een interne memo gericht aan alle personeelsleden die een arbeidscontract naar burgerlijk recht hebben met de SVb verstuurd. In deze memo staat het volgende vermeld.
“Onlangs is de SVb geïnformeerd dat met de privatisering van het Algemeen Pensioenfonds van Aruba (APFA), naar verwachting in de loop van dit jaar nog, ook de arbeidscontractanten bij de SVb, (automatisch) voor hun pensioen bij de geprivatiseerde APFA zullen zijn aangesloten.
Op dat moment zal de SVb de werkgeversbijdrage voor een pensioen van haar arbeidscontractanten aan de nieuwe APFA af dragen en niet meer aan Fatum Life & General Insurance.
U heeft allemaal op individuele basis een verzekering bij Fatum Life & General Insurance afgesloten. Op het moment dat de SVb de werkgeversbijdrage niet meer aan Fatum Life & General Insurance afdraagt, moet u besluiten wat u met uw verzekering bij Fatum Life & General Insurance gaat doen. Afhankelijk van uw individuele polis dient u te beslissen wat u het beste uitkomt.
Op grond van het bovenstaande adviseert de SVb u om tijdig contact op te nemen met Fatum Life & General Insurance teneinde na te gaan hoe u het beste uw pensioenbelangen kan regelen.”
2.5
Op 29 april 2005 werd de Stichting Pensioenfonds Aruba (hierna: het pensioenfonds) opgericht en op 1 mei 2005 trad de Landsverordening privatisering APFA (AB 2005, no. 30) in werking.
2.6
De voorwaarden van de pensioenregeling werden vastgelegd in het pensioenreglement NPR 2005 (hierna: het pensioenreglement). Het pensioenreglement vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende.
“HOOFDSTUK 3: BIJZONDERE GEBEURTENISSEN
Artikel 4: Einde deelnemerschap
Het deelnemerschap in het Fonds eindigt:
(…)
b. bij het bereiken van de (vervroegde of uitgestelde) Pensioendatum: op de (vervroegde of uitgestelde) Pensioendatum;
c. bij het Ontslag: de datum van de ingang van het Ontslag;
d. op de datum waarop de aansluiting van de Werkgever bij het Fonds voor deelname aan dit Pensioenreglement eindigt.”
Artikel 19: Aanspraken bij Voortijdige Beëindiging van het Deelnemerschap
1. Aan een Deelnemer, van wie het deelnemerschap korter dan vijf jaren heeft geduurd en van wie het deelnemerschap conform het bepaalde in artikel 4 sub c en d is beëindigd, wordt de door hem betaalde bijdragen als bedoeld in artikel 29 lid 2 gerestitueerd. Door restitutie vervallen alle aanspraken die krachtens dit Pensioenreglement jegens het Fonds kunnen worden ingeroepen. (…).
2.7 [
verzoekster] is niet als deelnemer in het pensioenfonds opgenomen.
2.7
Bij brief van 5 juni 2007 is de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd per 6 juli 2007 opgezegd. [verzoekster] heeft zich tegen de opzegging verzet en heeft de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Milieu, Administratie en Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) om een verlenging van haar arbeidsovereenkomst verzocht. Dit verzoek werd ingewilligd en haar arbeidsovereenkomst is na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in het jaar 2007 verlengd.
2.8
Bij brief van 16 januari 2018 heeft [verzoekster] de SVb erop gewezen dat zij vanaf het jaar 2005 nagelaten heeft om pensioen voor haar op te bouwen. Voorts stelt [verzoekster] de SVb in de gelegenheid om haar verplichtingen na te komen en stelt [verzoekster] de SVb op de hoogte dat zij bereid is om de zaak te schikken doordat zij het werkgeversgedeelte en het misgelopen rendement vanaf het jaar 2005 direct aan haar af draagt.
2.9 [
verzoekster] heeft op haar brief geen reactie ontvangen.

3.DE VORDERING

3.1 [
verzoekster] verzoekt – naar het gerecht begrijpt - om de SVb te veroordelen tot onverkorte nakoming van haar verplichtingen, in die zin dat haar pensioenregeling alsnog op een zorgvuldige en verantwoorde wijze wordt geregeld, gelijk aan de arbeidscontractanten bij de SVb, en om de SVb te veroordelen tot betaling van schadevergoeding van het bedrag van Afl. 256.094,--, zijnde de werkgeversbijdrage en de werknemersbijdrage, vermeerderd met de wettelijke rente van 5 %.
3.2 [
verzoekster] grondt haar verzoek erop dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en dat de SVb toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting om voor haar een pensioenregeling te treffen. Aan die stelling heeft [verzoekster] - kort gezegd - het volgende ten grondslag gelegd.
- De SVb heeft gefaald om haar als deelnemer in het pensioenfonds van het Apfa aan te melden;
- De SVb heeft nagelaten om een andere pensionregeling voor haar te treffen.
3.3
Verder heeft [verzoekster] gesteld dat de SVb jegens haar onrechtmatig handelt omdat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie en schending van het gelijkheidsbeginsel.
3.4
De SVb voert verweer dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [verzoekster] gesteld dat zij schade lijdt, omdat de SVb nagelaten heeft om haar als deelnemer in het pensioenfonds van het Apfa op te laten nemen. Volgens [verzoekster] had zij conform de memo van 15 maart 2005 automatisch bij het pensioenfonds aangemeld moeten worden, hetgeen niet is gebeurd.
4.2
De SVb stelt zich op het standpunt dat zij [verzoekster] weliswaar heeft aangemeld bij het Apfa, maar dat zij geen deelnemer is geworden van het pensioenfonds, omdat zij destijds twee jaren verwijderd was van de pensioengerechtigde leeftijd. De SVb heeft hierbij verwezen naar de artikelen 4 en 19 van het pensioenreglement.
4.3
Naar het oordeel van het gerecht stelt de SVb zich terecht op het standpunt dat de deelname van [verzoekster] aan de pensioenregeling destijds werd beperkt door het pensioenreglement. Uit artikel 19 van het pensioenreglement volgt dat een deelname in het pensioenfonds voor de duur van minder dan vijf jaren tot restitutie van de betaalde premies leidt en dat daardoor alle aanspraken die jegens het pensioenfonds kunnen worden ingeroepen, vervallen. Ingevolge artikel 4 onder b van het pensioenreglement eindigt een deelname in het pensioenfonds voorts bij het bereiken van de pensioendatum. Vast staat dat [verzoekster], op het moment dat de SVb zich in het jaar 2005 heeft aangesloten bij het Apfa, slechts twee jaren verwijderd was van de pensioengerechtigde leeftijd. Dit betekent dat een deelname van [verzoekster] aan de pensioenregeling minder dan vijf jaren zou hebben geduurd, waardoor zij, conform het pensioenreglement, geen aanspraak kon maken op pensioen.
4.4
Overigens is gebleken dat [verzoekster] hiervan ook op de hoogte was. De SVb heeft een brief van [verzoekster] van 7 juni 2007 aan de toenmalige minister overgelegd, waarbij [verzoekster] de minister verzocht heeft om haar arbeidsovereenkomst te verlengen aangezien zij zich ervan bewust was dat zij geen pensioengerechtigde was en evenmin onder de pensioenregeling van het Apfa viel. Voor zover [verzoekster] zich op het standpunt stelt dat de SVb bij de voortzetting van het dienstverband in het jaar 2007 geen pensioenregeling voor haar bij het Apfa heeft getroffen, is het gerecht van oordeel dat gesteld nog gebleken is op grond waarvan de SVb daartoe gehouden was.
4.5
Verder heeft [verzoekster] gesteld dat de SVb op grond van een andere regeling een pensioenvoorziening voor haar had kunnen treffen. Volgens [verzoekster] bestaat er een regeling waarbij het personeel, bij een diensttijd van langer dan tien jaren, in aanmerking komt voor een uitkering bij wijze van pensioen via het Land, maar de SVb betwist dit en [verzoekster] heeft nagelaten haar stelling nader te onderbouwen.
4.6 [
Verzoekster] heeft verder gesteld dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, nu in de arbeidsovereenkomst van andere arbeidscontractanten een bepaling is opgenomen waarin vermeld staat dat de SVb een pensioenregeling voor hen treft bij het Apfa. [Verzoekster] heeft daarbij een geval genoemd van een werknemer die van dezelfde leeftijd is als zij, en voor wie, volgens haar, wel een pensioenvoorziening is getroffen.
4.7
De SVb betwist dat er sprake zou zijn van een schending van het gelijkheidsbeginsel. De SVb heeft onbetwist gesteld dat de andere werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij de SVb, en die als deelnemer in het pensioenfonds zijn opgenomen, in tegenstelling tot [verzoekster], wel aan de bepalingen van en aan de voorwaarden van het pensioenreglement voldoen. Verder heeft de SVb toegelicht waarom voor de werknemer in het door [verzoekster] genoemde geval wel een pensioenvoorziening is getroffen, namelijk dat deze, anders dan [verzoekster], als ambtenaar in tijdelijke dienst is van de SVb en als zodanig een andere rechtspositie heeft dan [verzoekster], waardoor ook andere regelingen van toepassing zijn. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de SVb, is naar het oordeel van het gerecht niet komen vast te staan dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel zijdens de SVb.
4.8
Ook de stelling van [verzoekster] dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie zijdens de SVb is niet komen vast te staan. Vast staat dat deelname aan de pensioenregeling op grond van de bepalingen van het pensioenreglement geschiedt. De SVb heeft gesteld dat deze pensioenregeling gebaseerd is op een minimale pensioenopbouw die voor iedereen op gelijke wijze van toepassing is. Verder heeft de SVb gesteld dat het onderscheid in leeftijd in het kader van het pensioenreglement objectief gerechtvaardigd is. Nu [verzoekster] daartegen niets heeft ingebracht en evenmin verder heeft toegelicht waarom zij zich op het standpunt stelt dat het pensioenreglement tot leeftijdsdiscriminatie lijdt, is het gerecht van oordeel dat haar standpunt als onvoldoende onderbouwd dient te worden gepasseerd.
4.9
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van [verzoekster] dient te worden afgewezen.
4.1
Nu het verzoek wordt afgewezen, behoeft het beroep op verjaring zijdens de SVb geen bespreking meer.
4.11 [
Verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht,:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van de SVb worden begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 9 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.