ECLI:NL:OGEAA:2019:440

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
AUA201901849
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming van huurwoning en betaling van huurachterstand

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.E. Rosenstand, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in persoon aanwezig was. De procedure begon met een verzoekschrift en een mondelinge behandeling op 27 juni 2019. Verzoekster verhuurt sinds februari 2018 een woning aan gedaagde, maar heeft sinds september 2019 geen huur meer ontvangen. Verzoekster heeft gedaagde in september 2018 geïnformeerd over de verkoop van de woning en de mogelijkheid voor gedaagde om deze te kopen. Gedaagde heeft echter geen huur meer betaald en de woning niet verlaten, ondanks een verleend verlof voor conservatoir beslag op haar salaris.

Verzoekster vorderde in het kort geding dat gedaagde de woning binnen één maand zou ontruimen en een voorschot van Afl. 8.100,-- zou betalen, vermeerderd met toekomstige huurtermijnen en kosten. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd en aangegeven bereid te zijn de woning te ontruimen. De rechter oordeelde dat er voldoende bewijs was van wanprestatie aan de zijde van gedaagde, gezien de huurachterstand. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, maar de gevorderde boetebedragen en kosten afgewezen, omdat deze niet gespecificeerd waren.

De rechter heeft bepaald dat gedaagde de woning binnen drie maanden na het vonnis moet ontruimen en veroordeelde haar tot betaling van het voorschot en de kosten van de procedure. Dit vonnis is uitgesproken op 18 juli 2019 door mr. S. Verheijen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 18 juli 2019
Behorend bij AUA201901849
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de mondelinge behandeling op 27 juni 2019.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoekster] verhuurt vanaf februari 2018 een woning, plaatselijk bekend als [adres] in Aruba (hierna: de woning) aan [gedaagde] tegen een huurprijs van Afl. 900,- per maand, zulks op basis van een schriftelijke huurovereenkomst.
2.2
Bij brief van 5 september 2018 is aan [gedaagde] medegedeeld dat [verzoekster] besloten heeft om de woning te verkopen. Daarbij is aan [gedaagde] de eerste optie gegeven om de woning te kopen. Verder is aan [gedaagde] bij dezelfde brief medegedeeld dat, indien zij de woning niet wenst te kopen, de huurovereenkomst per 1 februari 2019 zal worden opgezegd en dat [gedaagde] de huur tot die datum diende te betalen.
2.3 [
Gedaagde] heeft sinds de maand september 2019 geen huurpenningen meer betaald.
2.4
Op 3 mei 2019 is aan [verzoekster] verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op het salaris van [gedaagde].
2.5
Op 10 mei 2019 heeft [verzoekster] dit beslag gelegd.
2.6 [
Gedaagde] heeft de woning nog niet verlaten.

3.DE VORDERING

3.1 [
Verzoekster] vordert dat het gerecht in kort geding, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- [ Gedaagde] beveelt om binnen één (1) maand na het in deze te wijzen vonnis, het gehuurde ontruimt;
- [ Gedaagde] veroordeelt tot het betalen van een voorschot van Afl. 8.100,--, te vermeerderen met de toekomstige huurtermijnen, boetebedragen en kosten;
- [ Gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2 [
Verzoekster] grondt haar vordering erop dat er sprake is van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] en dat zij om die reden schade lijdt. [Verzoekster] ontvangt immers geen huur en kan de woning evenmin verkopen.
3.3 [
Gedaagde] heeft geen verweer gevoerd en heeft aangegeven dat zij bereid is de woning te ontruimen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [verzoekster] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2 [
Gedaagde] heeft de huurachterstand en het in het verzoek genoemde bedrag niet weersproken. Derhalve is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] wanprestatie pleegt.
4.3
Gelet op het bovenstaande en nu in een bodemprocedure een gelijk oordeel te verwachten valt, zal de vordering tot ontruiming in na te noemen zin en met inachtneming van het navolgende worden toegewezen.
4.4 [
Gedaagde] heeft ter zitting aangegeven de woning te willen verlaten. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat aan [gedaagde] een ontruimingstermijn van drie maanden zal worden gegund, hetgeen het gerecht een redelijke termijn acht. Het gerecht zal gelet hierop de ontruimingstermijn op drie maanden bepalen.
4.5
De door [verzoekster] gevorderde boetebedragen zullen worden afgewezen, nu [verzoekster] deze niet heeft gespecificeerd. Overigens heeft [verzoekster] niet gesteld op grond waarvan [gedaagde] gehouden is boetebedragen te betalen.
4.6
Ook de door [verzoekster] gevorderde kosten zullen worden afgewezen, nu het gerecht niet kan vaststellen dat zij onder de kosten van artikel 61 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (Rv) vallen en zij zich, zonder nadere toelichting, niet lenen voor een begroting.
4.7 [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
beveelt [gedaagde] om binnen drie maanden na dit vonnis, het gehuurde te ontruimen;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een voorschot van Afl. 8.100,-- , te vermeerderen met de toekomstige huurtermijnen vanaf juli 2019, zolang [gedaagde] de woning niet heeft ontruimd;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster] tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, Afl. 242,84 aan explootkosten en Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Verheijen rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.