ECLI:NL:OGEAA:2019:436

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
AUA201901868
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een buschauffeur na uitlatingen op Facebook

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde de eiser, een buschauffeur bij Arubus, dat zijn ontslag op staande voet nietig werd verklaard. De eiser was op 1 april 2007 in dienst getreden bij Arubus en had een brutoloon van Afl. 2.930,-- per maand. Op 29 april 2019 plaatste hij een stelling op zijn Facebook-pagina die door zijn werkgever als aanstootgevend werd beschouwd. Na een aantal reacties op deze post, waarin de eiser zijn mening over langzaam verkeer deelde, werd hij op 30 april 2019 geschorst en op 3 mei 2019 ontslagen. De werkgever, Arubus, stelde dat de uitlatingen van de eiser een dringende reden voor ontslag op staande voet vormden, omdat deze de veiligheid in het verkeer in gevaar zouden brengen en het bedrijf in diskrediet zouden brengen.

De eiser voerde aan dat zijn uitlatingen als grap bedoeld waren en dat zijn Facebook-pagina privé was, waardoor alleen vrienden de berichten konden zien. Het gerecht oordeelde dat de berichten onvoldoende grond opleverden voor een ontslag op staande voet. Het feit dat de eiser zijn werkgever niet expliciet noemde in zijn uitlatingen en dat zijn Facebook-pagina niet openbaar was, speelde een belangrijke rol in de beslissing. Het gerecht concludeerde dat het ontslag op staande voet niet stand zou houden in een eventuele bodemprocedure en wees de vorderingen van de eiser toe. Arubus werd veroordeeld om het loon van de eiser door te betalen en hem weder te werk te stellen, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 18 juli 2019
Behorend bij AUA201901868
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Naam eiser],
wonende te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [naam eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen
de naamloze vennootschap
COMPANIA ARUBIANO DI BUS N.V., h.o.d.n. Arubus
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Arubus,
gemachtigde: de advocaat mr. E.R. Zeppenfeldt.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- producties zijdens Arubus;
- de pleitaantekeningen zijdens Arubus;
- de mondelinge behandeling op 27 juni 2019.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
naam eiser] is op 1 april 2007 als buschauffeur in loondienst getreden bij Arubus, laatstelijk tegen een brutoloon van Afl. 2.930,-- per maand.
2.2
Op 29 april 2019 heeft [naam eiser] een stelling op zijn facebook-pagina geplaatst. De stelling luidt als volgt.
“Un pregunta! Bo ta coriendo cu bus riba caminda na malmok..
Hende ta core riba caminda, mester hala pe???”
Vrij vertaald:
Een vraag! Als je met je bus op de weg van Malmok rijdt.. En mensen lopen op de weg, moet je voor ze uitwijken?
2.3
In de ochtenduren van 30 april 2019 heeft [naam eiser] het volgende bericht op Facebook geplaatst.
“Ayera mi a post algo cu despues di a pasa riba dje un biaha mas, mi por imagina mi mes cu e post y mi comentarionan por a cai den mal tera cerca esnan cu ta hasi deporte concerni. Ta pesey mi a delete e post y e comment por completo y mi ta pidi disculpa nan tur cu por a sinti nan mes incomodo pa loke mi a post.
En todo caso esey no tabata mi intencion.”
2.4
Bij brief van 30 april 2019 is [naam eiser] voor de duur van het onderzoek geschorst.
2.5
Bij schrijven van 3 mei 2019 is [naam eiser] op staande voet ontslagen. De schriftelijke kennisgeving van het ontslag luidt, voor zover van belang, als volgt.
“Op 29 april 2019 heeft u op uw Facebook pagina een stelling gepubliceerd met als doel om anderen op te roepen tot agressieve reacties jegens het langzaam verkeer (fietsers en voetgangers).
In deze publicatie heeft u keer op keer uw visie ten opzichte van het langzaam verkeer herhaald naarmate de reacties op uw publicatie binnenstroomden. Zelfs indien dit niet uw doel – anderen tot agressieve reactie/gedrag – was moet voor u duidelijk zijn geweest dat uw post deze reactie als gevolg zou kunnen hebben. Inmiddels heeft Arubus diverse reacties van het publiek gekregen en is dit geval tot bij de Minister belast met openbaar vervoer bekend geworden.
Gezien uw functie als buschauffeur binnen het Arubaanse staatsbedrijf Arubus N.V., zijn deze uitlatingen op Facebook uwerzijds onaanvaardbaar. Van Arubus kan onder deze omstandigheden in redelijkheid niet worden gevergd om de dienstbetrekking met u voorts te zetten.
Middels dit schrijven wordt u bericht dat u om voornoemde reden op staande voet bent ontslagen.”
2.6
De gemachtigde van [naam eiser] heeft bij schrijven van 7 mei 2019 de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

3.DE VORDERING

3.1 [
Naam eiser] vordert dat het gerecht in kort geding, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- Arubus veroordeelt om aan [naam eiser] zijn loon door te betalen vanaf 3 mei 2019, vermeerderd met de wettelijke verhoging (vertragingsrente), alsmede de wettelijke rente;
- Arubus veroordeelt om [naam eiser] weder te werk te stellen in de door hem laatstelijk vervulde functie, op straffe van een dwangsom van Afl. 250,-- per dag of gedeelte daarvan dat Arubus daarmee in gebreke blijft;
- Arubus veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan dit verzoek heeft [naam eiser] ten grondslag gelegd dat hij op staande voet is ontslagen, terwijl er geen sprake was van een daartoe vereiste dringende reden.
3.3 [
Naam eiser] voert verweer, dat voor zover van belang bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [naam eiser] bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3
In het onderhavige geschil draait het om de vraag of [naam eiser] met zijn uitlatingen op Facebook aan Arubus een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet.
4.4
Als dringende redenen worden volgens artikel 1615 o lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.5
Arubus heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat de uitlatingen van [naam eiser] op Facebook een ontslag op staande voet rechtvaardigen een aantal reacties van [naam eiser] op zijn eigen stelling overgelegd. Volgens Arubus kan uit deze reacties worden afgeleid wat het standpunt van [naam eiser] is ten opzichte van voetgangers die op de weg (hard)lopen. Arubus stelt zich op het standpunt dat [naam eiser] met zijn uitlatingen op Facebook derden aanspoort tot agressief gedrag jegens de op de weg (hard)lopende voetgangers. Zo zou volgens Arubus uit de overgelegde reacties blijken dat [naam eiser] derden aanmoedigt om voetgangers op de weg met hun autospiegel aan te rijden. Voorts zou [naam eiser] in zijn eigen reacties hebben vermeld dat hij langzaam verkeer niet respecteert. Volgens Arubus brengt [naam eiser] met zijn uitlatingen op Facebook het bedrijf in diskrediet, nu veel mensen bekend zijn met het feit dat hij als buschauffeur werkzaam is bij Arubus. Verder heeft Arubus gesteld dat zij, gelet op de uitlatingen van [naam eiser], niet het vertrouwen heeft dat [naam eiser], in een moment van agressie, de op de weg lopende voetgangers niet opzettelijk zal aanrijden. Het gaat in de kern om de veiligheid in het verkeer en om het leven van voetgangers, aldus Arubus.
4.6 [
Naam eiser] heeft tegenover het standpunt van Arubus gesteld dat de stelling die hij op Facebook heeft geplaatst, puur als grap was bedoeld. Volgens [naam eiser] kan dit duidelijk worden afgeleid uit de lachende gezichtjes die hij als achtergrond van zijn bericht heeft gebruikt. Voorts heeft [naam eiser] gesteld dat het slechts zijn bedoeling was om een discussie uit te lokken omtrent het fenomeen dat zich de laatste jaren heeft ontwikkeld, namelijk dat mensen steeds meer op de weg (hard)lopen, terwijl er voldoende ruimte daarvoor is op het (zand)gedeelte naast de weg. De stelling die hij op Facebook heeft geplaatst, was in ieder geval niet bedoeld om mensen op te roepen tot agressief gedrag naar de (hard)lopers toe, aldus [naam eiser]. Tot slot heeft [naam eiser] gesteld dat zijn Facebook-pagina privé is, waardoor niemand anders dan zijn vrienden de door hem geplaatste stelling en de reacties daarop heeft kunnen lezen.
4.7
Anders dan Arubus, is het gerecht voorshands van oordeel dat de berichten onvoldoende grond opleveren voor een ontslag op staande voet. Het gerecht overweegt daartoe als volgt. Vaststaat dat [naam eiser] bedoelde stelling en zijn reacties op antwoorden heeft geplaatst op zijn eigen Facebook-pagina. Gebleken is dat [naam eiser] daarbij niet de naam van Arubus heeft genoemd, zodat geen verband kan worden gelegd tussen zijn werkzaamheden als buschauffeur van Arubus en Arubus zelf. Het gerecht is daarom voorshands van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [naam eiser] met zijn uitlatingen op Facebook Arubus in diskrediet heeft gebracht. Daar komt bij dat de Facebook-pagina van [naam eiser] niet openbaar is, maar uitsluitend toegankelijk is voor zijn Facebook-vrienden. Arubus heeft verder gesteld dat zij, gelet op de uitlatingen van [naam eiser], niet langer het vertrouwen heeft dat [naam eiser] niet opzettelijk de op de weg lopende voetgangers zal aanrijden. Naar het voorlopig oordeel van het gerecht kan een deze conclusie niet slechts op basis van de inhoud van de geplaatste berichten van [naam eiser] worden getrokken. In het bijzonder niet, nu onbetwist is gesteld dat [naam eiser] in zijn twaalf jaren diensttijd als buschauffeur nimmer een aanrijding heeft veroorzaakt. De vrees van Arubus dat [naam eiser] voetgangers die op de weg (hard)lopen opzettelijk zal aanrijden, is dan ook voorshands op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
4.8
Het bovenstaande leidt ertoe dat het gerecht het voorshands niet aannemelijk acht dat het ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand zal houden. De vorderingen van [naam eiser] zullen om die reden worden toegewezen als na te melden.
4.9
Dat Arubus voornemens is een ontbindingsprocedure te starten, zoals zij heeft gesteld, betekent niet dat de vordering tot wedertewerkstelling dient te worden afgewezen, temeer nu, zoals blijkt uit punt 4.8, het ontslag op staande voet voorshands geen stand kan houden.
4.1
De gevorderde wettelijke verhoging zal, gelet op vaste jurisprudentie van het Hof, worden gematigd tot 10 %.
4.11
Arubus zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt Arubus om aan [naam eiser] zijn loon door te betalen vanaf 3 mei 2019, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente van 10%, alsmede de wettelijke rente
telkens gerekend vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;
veroordeelt Arubus om [naam eiser] weder te werk te stellen in de door hem laatstelijk vervulde functie, op straffe van een dwangsom van Afl. 250,-- per dag of gedeelte daarvan dat Arubus daarmee in gebreke blijft;
veroordeelt Arubus in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [naam eiser] worden begroot op Afl. 227,90 aan explootkosten en Afl. 1.000,-- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Verheijen rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.