ECLI:NL:OGEAA:2019:422

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
90/AUA201700356
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. Partijen waren op 31 mei 1989 in de Dominicaanse Republiek gehuwd en de echtscheiding werd uitgesproken op 21 augustus 2002, met inschrijving in de registers van de burgerlijke stand op 24 september 2002. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, vorderde onder andere een gebruiksvergoeding, betaling van de helft van de waarde van de voormalige echtelijke woning, en een verdeling van de pensioenrechten die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd.

De man, die in persoon procedeerde, verzet zich niet tegen de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, maar betwist de wijze waarop de vrouw deze verdeling heeft gevorderd. Het gerecht heeft vastgesteld dat beide partijen wensen dat de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap wordt vastgesteld. Het gerecht heeft als peildatum voor de verdeling de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking gehanteerd.

Het gerecht heeft de waarde van de voormalige echtelijke woning vastgesteld op Afl. 130.519,- en bepaald dat de man de woning kan krijgen tegen deze waarde, mits hij binnen 30 dagen na betekening van het vonnis aantoont dat hij in staat is om deze waarde te betalen. Indien de man de woning niet wil of kan verkrijgen, dient deze te worden verkocht. Het gerecht heeft ook de gebruiksvergoeding vastgesteld die de man aan de vrouw moet betalen, evenals de verdeling van de hypotheeklasten en andere kosten. Het vonnis is uitgesproken op 12 juni 2019 door mr. M. Schoemaker.

Uitspraak

Vonnis van 12 juni 2019
Behorend bij A.R. no. 90/AUA201700356
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[Naam eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
nader te noemen: “de vrouw”,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
nader te noemen “de man”,
procederende in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 6 februari 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Op 12 maart 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 31 mei 1989 in de Dominicaanse Republiek binnen algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Bij beschikking van 21 augustus 2002 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 24 september 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van Aruba.
2.2
De ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is nog niet verdeeld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De vrouw vordert, samengevat, dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- de man veroordeelt tot betaling van een gebruiksvergoeding;
- de man veroordeelt tot het voorschieten van de kosten van een taxatierapport om de voormalige echtelijke woning te taxeren;
- de man veroordeelt tot betaling van de helft van de waarde van de voormalige echtelijke woning dan wel de vrouw toestemming verleent om de echtelijke woning openbaar dan wel onderhands te verkopen tegen de getaxeerde waarde, althans een door het gerecht te bepalen koopsom, met bepaling dat dit vonnis in de plaats komt van de wilsverklaring van de man tot het in onderhandse verkoop geven van de voormalige echtelijke woning;
- de man beveelt om de woning na onderhandse verkoop te ontruimen;
- voor recht verklaart dat door de man tijdens het huwelijk opgebouwde c.q. ingekochte pensioenrechten in de huwelijksgoederengemeenschap vallen, althans dat de man aan de boedel verschuldigd is de waarde van die pensioenrechten;
- de man veroordeelt een opgave te doen van de waarde van de pensioenrechten;
- de pensioenrechten verdeelt, dan wel verrekent door uitbetaling aan de vrouw van de helft van de contante waarde daarvan.
3.2
De man verzet zich niet tegen verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, maar wel tegen de door de vrouw gevorderde wijze van verdeling.
3.3
Op de stellingen van partijen zal, voor zover nodig, in het hiernavolgende nader worden ingegaan.

4.DE VERDERE BEOORDELING

4.1
Uit de stellingen die partijen hebben ingenomen en stukken die zij in het geding heben gebracht begrijpt het gerecht dat beide partijen wensen dat het gerecht de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vaststelt.
4.2
Uitgangsdatum in verdelingszaken is dat als peildatum voor de vaststelling van de omvang van de boedel geldt de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking Partijen hebben niet gesteld dat voor de onderhavige verdeling een ander uitgangspunt zou moeten gelden. Het gerecht zal dan ook als peildatum voor de vaststelling van de omvang van de boedel de datum van inschrijving van de echtscheidingbeschikking hanteren. Eiseres heeft ter comparite onbetwist gesteld dat de echtscheidingsbeschikking op 24 september 2002 in de registers is ingeschreven, zodat het gerecht uit zal gaan van die datum.
4.3
Het gerecht zal thans op de verschillende boedelbestanddelen ingaan.
4.4
Partijen hebben de woning laten taxeren. De taxateur heeft de marktwaarde op Afl. 130.519,- vastgesteld. De man heeft aangegeven dat hij de woning toebedeeld wenst te krijgen tegen de executiewaarde. De vrouw heeft zich daartegen verzet. De man heeft niet met bescheiden onderbouwd dat hij daadwerkelijk in staat is om financiering te verkrijgen om de vrouw uit te kopen. Het gerecht bepaalt dat de woning aan de man kan worden toebedeeld tegen de getaxeerde marktwaarde, zo hij daartoe, na verrekening van het hierna vermelde, in staat is.
4.5
Indien de man de woning niet toebedeeld wenst te krijgen, dient de woning verkocht te worden. Het gerecht begrijpt uit de stellingen van de vrouw dat zij de voorkeur geeft aan onderhandse verkoop via een makelaar, ondanks dat zij primair verkoop in het openbaar heeft gevorderd in het geval de woning niet wordt toebedeeld aan de man. Het gerecht zal bepalen dat, indien de man de woning niet toebedeeld wenst of kan (te) krijgen tegen de getaxeerde marktwaarde, de woning eerst via een makelaar verkocht kan worden. De vrouw heeft gevorderd dat de woning zal worden verkocht voor de getaxeerde marktwaarde. De man heeft daar niets tegen in gebracht. Het gerecht zal de verkoop dan ook tegen de getaxeerde marktwaarde gelasten. Partijen hebben niets gesteld over wat de minimale verkoopprijs dient te zijn en bij welke makelaar de woning te koop gezet zal worden. Het gerecht zal dan ook bepalen dat de minimale verkoopprijs gelijk is aan de getaxeerde marktwaarde en voorts bepalen dat de partij die de verkoop als eerste in gang zet, de makelaar kan kiezen. Indien de woning niet binnen negen maanden wordt verkocht, kan de meest gerede partij tot openbare verkoop overgaan.
4.6
De man heeft sinds de echtscheiding de hypotheeklasten betaald. Voorts is de man de woning blijven bewonen. De vrouw heeft na de echtscheiding periodes bij de man ingewoond. De vrouw heeft gesteld dat zij in 2011 uit de woning is vertrokken nadat de man haar de toegang tot de woning heeft ontzegd. De man heeft gesteld dat de vrouw in 2011 de woning heeft verlaten om met een andere man samen te gaan wonen. Volgens de man is de vrouw in 2012 nog teruggekeerd, maar heeft de man haar na een maand de toegang ontzegd. De man heeft in zijn akte van 3 juli 2018 vermeld dat de vrouw recht heeft op een gebruiksvergoeding gedurende (op dat moment) 4,5 jaar. Gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden acht het gerecht het redelijk dat de man vanaf het jaar 2012 een gebruiksvergoeding aan de vrouw dient te betalen en dat de vrouw vanaf het jaar 2012 voor de helft dient bij te dragen aan de door de man betaalde hypotheeklasten, beide vergoedingen tot aan het moment waarop de woning notarieel aan de man wordt toebedeeld dan wel notarieel wordt geleverd na verkoop.
4.7
Gelet op de getaxeerde marktwaarde van de woning zal het gerecht de door de man aan de vrouw te betalen gebruiksvergoeding vaststellen op Afl. 217,53 per maand (4% van Afl. 130.519,- /12 maanden / 2) vanaf januari 2012 tot aan het moment dat de woning middels notariële akte aan de man wordt toebedeeld dan wel het moment dat de woning na verkoop middels notariële akte wordt geleverd aan een derde.
4.8
Het gerecht zal bepalen dat de helft van de door de man sinds januari 2012 betaalde hypotheeklasten en de hiervoor bepaalde gebruiksvergoeding vanaf januari 2012 door de vrouw respectievelijk de man betaald/verrekend dienen te worden uiterlijk bij uitkering van de overbedelingsvergoeding dan wel verkoopopbrengst van de woning bij de notariële verdeling/levering van de woning, na aftrek van de bestaande hypotheekschuld en de (notariële) kosten verbonden aan de verdeling/levering.
4.9
De man heeft gesteld dat de vrouw hem nog een bedrag van Af. 400,- aan tandartstkosten verschuldigd is. De vrouw heeft dit erkend. De vrouw dient dit bedrag te betalen/verrekenen eveneens uiterlijk bij uitkering van de overbedelingsvergoeding dan wel verkoopopbrengst van de woning bij de notariële verdeling/levering van de woning, na aftrek van de bestaande hypotheekschuld en de (notariële) kosten verbonden aan de verdeling/levering.
4.1
De vrouw dient voorts de helft van de door de man betaalde grondbelasting en erfpachtscanon sedert de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking aan de man te vergoeden, zulks tot aan de notariele verdeling/levering van de woning. Ook dit dient uiterlijk bij uitkering van de overbedelingsvergoeding dan wel verkoopopbrengst van de woning bij de notariële verdeling/levering van de woning, na aftrek van de bestaande hypotheekschuld en de (notariële) kosten verbonden aan de verdeling/levering, betaald dan wel verrekend te worden. Partijen dienen voorts ieder bij helfte bij te dragen aan eventueel nog openstaande grondbelasting en/of erpachtscanon berekend tot aan de datum van notariële verdeling/levering van de woning.
4.11
De man heeft de overige bedragen die hij van de vrouw vordert (betreffende lening, web, elmar, setar en auto) en die door de vrouw zijn betwist, onvoldoende onderbouwd, zodat het gerecht aan die bedragen/posten voorbij gaat.
4.12
De vrouw heeft ter comparitie van 20 juni 2017 aangegeven dat zij geen contante afrekening meer vordert van de pensioenrechten. Het door de man gedurende het huwelijk opgebouwde pensioen wordt aan de man toebedeeld, waarbij de helft van het opgebouwde pension aan de vrouw toekomt. De vrouw kan te zijner tijd, wanneer het pensioen betaalbaar gesteld zal worden, aanspraak maken op haar deel van het pensioen.
4.13
Partijen hebben de echtscheidingsbeschikking niet in het geding gebracht. Het gerecht zal een onzijdig persoon benoemen om zo nodig de partij die zijn medewerking aan de verdeling weigert te vertegenwoordigen, voor het geval in de echtscheidingsbeschikking nog geen onzijdig persoon is benoemd.
4.14
Hetgeen partijen meer of anders gevorderd hebben zal worden afgewezen.
4.15
Gelet op de aard van het geschil zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
5.1
verleent de vrouw toestemming om kosteloos te procederen;
5.2
stelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen vast op de hiervoor in dit vonnis bepaalde wijze;
5.3
bepaalt dat de man de woning tegen een waarde van Afl. 130.519,- toebedeeld kan krijgen indien hij binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan de vrouw kenbaar maakt dat hij dit wenst en middels bescheiden aantoont dat hij daartoe na verrekening van het over en weer verschuldigde ook in staat is;
5.4
voor het geval de man niet binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan de vrouw kenbaar maakt dat hij de woning tegen een waarde van Afl. 130.519,- toebedeeld wenst te krijgen en middels bescheiden aantoont dat hij daartoe na verrekening van het over en weer verschuldigde ook in staat is: bepaalt dat elk der partijen de voormalige echtelijke woning gedurende negen maanden gerekend vanaf 30 dagen na betekening van dit vonnis onderhands kan verkopen met behulp en inschakeling van een makelaar, te kiezen door de partij die als eerste een makelaar inschakelt;
5.5
bepaalt dat elk der partijen de voormalig echtelijke woning in het openbaar kan doen verkopen (veilen) indien dat onroerend goed niet onderhands is verkocht binnen de hiervoor onder 5.4 vermelde periode;
5.6
bepaalt de bodemprijs waarvoor de voormalige echtelijke woning verkocht moet worden zo die prijs door een derde wordt geboden (onderhands of openbaar) op Afl. 130.519,-;
5.7
bepaalt dat iedere partij zijn medewerking dient te verlenen aan het verlijden van de notariële akte van verdeling ten overstaan van notaris [naam notaris] (indien de man binnen 30 dagen aan de vrouw kenbaar maakt dat hij de woning tegen een waarde van Afl. 130.519,- toebedeeld wenst te krijgen) dan wel aan het verlijden van de notariële akte van levering aan een derde dan wel aan openbare verkoop in geval van verkoop van de woning op de hiervoor bepaalde wijze;
5.8
bepaalt dat partijen over en weer dienen af te rekening op de in dit vonnis bepaalde wijze uiterlijk bij uitkering van de overbedelingsvergoeding dan wel verkoopopbrengst van de woning bij het verlijden van de betreffende notariële akte dan wel openbare verkoop, na aftrek van de bestaande hypotheekschuld en (notariële) kosten verband houdende met de verdeling/verkoop;
5.9
benoemt tot onzijdig persoon om die partij te vertegenwoordigen die mocht weigeren of nalaten aan deze verdeling mee te werken: [naam deurwaarder], deurwaarder, wonende te Aruba, voor zover in de echtscheidingsbeschikking nog geen onzijdig persoon is benoemd;
4.7
verklaart dit vonnis tot zover en daar waar rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
4.8
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.9
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.