Op 2 juli 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2005 in Nederland. Het verzoek tot ondertoezichtstelling werd ingediend door de Voogdijraad op 25 april 2019, na een minderjarigenverhoor op 3 juni 2019 en een mondelinge behandeling op 4 juni 2019. Tijdens deze zittingen waren de moeder en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig, terwijl de vader, ondanks behoorlijke oproeping, niet verscheen.
De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige, [naam kind], kampt met gedragsstoornissen zoals ADHD en ODD. De moeder heeft geen pedagogische vaardigheden en is emotioneel en fysiek mishandelend naar de minderjarige toe. De vader woont in Curaçao en is weinig betrokken bij de opvoeding. Gezien deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat de minderjarige bedreigd wordt met zedelijke en lichamelijke ondergang onder het gezag van de ouders.
De rechter heeft op basis van artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba geoordeeld dat er gronden zijn voor ondertoezichtstelling. Tevens is besloten dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk is dat hij wordt opgenomen in het Orthopedagogisch Centrum. De beschikking houdt in dat [naam kind] voor de duur van één jaar onder toezicht wordt gesteld, met benoeming van [naam voogdes] als gezinsvoogdes, en dat hij wordt geplaatst in het Orthopedagogisch Centrum, met uitvoerbaarheid bij voorraad.