In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 2 juli 2019 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2004. Het verzoek is ingediend door de Voogdijraad op 16 april 2019, na een minderjarigenverhoor op 3 juni 2019 en een mondelinge behandeling op 4 juni 2019, waarbij de ouders van de minderjarige, de raadsonderzoeker en de gezinsvoogdes aanwezig waren.
De ouders van de minderjarige oefenen gezamenlijk gezag uit, maar de communicatie tussen hen is slecht en hun opvoedingsstijlen zijn tegenstrijdig. Dit heeft geleid tot een gebrek aan continuïteit en structuur in de opvoeding van de minderjarige, wat zijn emotionele ontwikkeling bedreigt. De rechter oordeelt dat er voldoende gronden zijn voor ondertoezichtstelling op basis van artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat stelt dat een kind onder toezicht kan worden gesteld indien het opgroeit in omstandigheden die zijn zedelijke of lichamelijke ontwikkeling bedreigen.
De rechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling toegewezen voor de duur van één jaar en benoemt mevrouw [naam voogdes] als gezinsvoogdes. Het verzoek om dagbehandeling in het Orthopedagogisch Centrum is afgewezen, omdat dit geen uithuisplaatsing betreft en geen machtiging vereist is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.