In deze zaak heeft de man, wonende in Aruba, een verzoek ingediend voor de vaststelling van een omgangsregeling met zijn minderjarige kind, geboren in 2010. De moeder van het kind, die niet is verschenen, heeft geen verweerschrift ingediend. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 april 2019 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 mei 2019. Tijdens deze zitting was de man aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.S. Gravenstijn, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad. De moeder was niet aanwezig, ondanks dat zij was opgeroepen.
De man heeft zijn primaire verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ingetrokken en verzocht om een omgangsregeling. Hij stelde voor dat de minderjarige van zondag 19:00 uur tot vrijdagochtend bij hem verblijft en van vrijdagmiddag na school tot zondagavond bij de moeder. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder van rechtswege het gezag over het kind uitoefent, maar dat de man een nauwe persoonlijke betrekking heeft met de minderjarige, aangezien zij sinds 29 maart 2019 bij hem verblijft.
De rechter heeft overwogen dat er geen verzet is van de moeder tegen de omgangsregeling, en dat het belang van het kind niet in gevaar komt door de voorgestelde regeling. Daarom heeft het gerecht besloten de omgangsregeling vast te stellen zoals door de man verzocht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.