ECLI:NL:OGEAA:2019:398

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
AUA201900188
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot erkenning van voogdijbeslissingen in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 18 januari 2019 was ingediend. Het verzoek kwam van een vader die in persoon procedeerde en die vroeg om erkenning van voogdijbeslissingen die door een Haïtiaanse rechter waren genomen op 23 november 2011. De vader heeft twee kinderen, geboren in Haïti, die momenteel bij hem in Aruba wonen maar geen verblijfsstatus hebben. De moeder van de kinderen was niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij was opgeroepen.

De vader stelde dat het in het belang van de minderjarige en de meerderjarige kinderen was dat de Haïtiaanse beslissingen in Aruba erkend werden, zodat hun verblijfsstatus geregeld kon worden. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de uitspraken van 22 september 2011 niet vatbaar zijn voor opname in het register van de burgerlijke stand, omdat deze registers geen informatie over voogdij bevatten. Hierdoor kon het verzoek niet worden toegewezen.

De beslissing van het Gerecht was dat het verzoek werd afgewezen, en deze uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De zaak benadrukt de noodzaak van juridische erkenning van buitenlandse voogdijbeslissingen in het kader van de burgerlijke stand en de verblijfsstatus van kinderen.

Uitspraak

Beschikking van 2 juli 2019
behorend bij EJ. nr. AUA201900188
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[VERZOEKER],
wonende in Aruba, te [adres],
VERZOEK, hierna: de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[BELANGHEBBENDE 1], hierna [belanghebbende 1], wonende in Aruba,
[BELANGHEBBENDE 2], hierna [belanghebbende 2], wonende in Aruba,
[BELANGHEBBENDE 3],hierna [belanghebbende 3], wonende in Haïti,
[BELANGHEBBENDE 4], hierna [belanghebbende 4], wonende in Haïti,
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 18 januari 2019,
  • de mondelinge behandeling van 21 mei 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoeker in persoon en de ambtenaar van de Burgerlijke Stand bij [naam ambtenaar]. Beide moeders zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1 [
belanghebbende 1] is op [geboortedatum] 2000 in Haïti geboren uit de relatie tussen verzoeker en [naam moeder 1]. [belanghebbende 1] is door de vader erkend.
2.2 [
belanghebbende 2] is op [geboortedatum] 2003 in Haïti geboren uit de relatie tussen verzoeker en [naam moeder 2]. [belanghebbende 2] is door de vader erkend.
2.3
Bij uitspraken van “Le Tribunal de Première Instance de la Croix-des-Bouquets” van 23 november 2011 heeft de Haїtiaanse rechter – kort gezegd – de voogdij over voornoemde kinderen toegekend aan de vader.
2.4
De kinderen wonen bij de vader in Aruba en hebben thans geen verblijfstitel.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt - naar het gerecht begrijpt - tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter zake van voornoemde uitspraken van 23 november 2011. Daartoe is ter zitting gesteld dat het in het belang van de minderjarige [belanghebbende 2] en de thans meerderjarige [belanghebbende 1] is dat voornoemde beslissingen in Aruba worden erkend opdat hun verblijfsstatus hier te lande geregeld kan worden.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:26 BW kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een van de registers van de burgerlijke stand.
4.2
Voornoemde uitspraken d.d. 22 september 2011 zijn naar hun aard niet vatbaar voor opneming in een register van de burgerlijke stand, aangezien die registers geen informatie omtrent “voogdij” bevatten. Het verzoek is daarom niet toewijsbaar.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 2 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.